De afgelopen maanden plakte de tijd aan elkaar als een warrige kluwen. Eigenlijk hebben de weken en dagen een lange reeks gevormd die piekten in momenten (mijn beeldvormend hoofd ziet nu een ECG voor zicht ;)); de hartstilstand in januari, de ICD wissel in februari, het herstel in maart, de aanstaande verhuizing in april, de verbouwing van mei tot juli en daarna de daadwerkelijke transitie. Niet alleen de fysieke, maar ook de mentale transitie. (Een ieder die verhuisd met een gezin - waaronder ik ook huisdieren durf te scharen - , begrijpt waar ik het over heb.)
Beschouwend bespraken onze oude buren met elkaar hoe ik eruit zag in die maanden. De goedbedoelde adviezen waren niet van de lucht. Voorzichtig brachten vrienden en familie ter sprake dat ik het toch echt wel rustig aan moest doen. 'Denk aan jezelf!', 'Loop jezelf niet voorbij!'. Dat deed ik niet. Tenminste, zo heb ik het niet ervaren.
Uiteindelijk heb ik mezelf na een maand verbouwen wel tot meer rust moeten manen. Op het gebied van tillen, heb ik uiteindelijk toch maar de handdoek in de ring gegooid, nadat ik merkte dat de ICD flink was gaan schuiven. Plotseling voelde ik dat de ICD steeds vaker onder mijn oksel zat en de draden waren onder de huid draaiden.
Op een vroege ochtend in mei, werd ik, nadat ik mij had omgedraaid op mijn zij, wakker van een gloeiende pijn. Aanvankelijk viel ik weer in slaap, maar toen ik 's ochtends aan het ontbijt zat, begon de herinnering toch te knagen. Ik belde de poli Cardiologie alhier en vroeg om nazicht. Een klein uurtje later mocht ik mij melden bij de Eerste Harthulp. Er werd een foto gemaakt en overlegd. De ICD en de draden werden gecontroleerd. De ICD bleek inderdaad verschoven en de draden waren ook wel wat gedraaid, maar niet zo zeer dat deze gespannen waren. Was dat wel zo geweest, dan vrees ik dat ik in het ziekenhuis had mogen blijven. Ik kreeg advies en volgde deze keurig op.
Het was op een vrijdagmiddag en ik wakker werd na mijn middagdutje. Mijn arm voelde vreemd. Onder mijn oksel was het warmer dan normaal, gloeiend. De huid was opgezet, maar niet rood. Het geheel was wel pijnlijk en het alarmeerde mij. Na een mailwisseling met mijn cardioloog, opperde hij toch om de ICD te gaan verplaatsen en deze bij de volgende ingreep onder de borstspier te gaan zetten. Met een ice-pack onder mijn arm trok de zwelling en de pijn na een dagje weer weg.
Nog een ingreep. Daar zat ik niet op te wachten. Vooral niet in die periode. De huid was niet bedreigd of ontstoken en daarom stelde ik voor om pas in september een beslissing te nemen over het verplaatsen van de ICD.
Inmiddels is het september en heb ik besloten mijn ICD te laten verplaatsen. Maar niet nu. Een aantal weken geleden kreeg ik een oproep voor een operatie aan mijn oor. (Vanwege otosclerose aan beide oren is mijn gehoor erg slecht. Na een wachtperiode van 3 jaar ben ik eindelijk aan de buurt om door een gespecialiseerde KNO-arts geopereerd te gaan worden, in de hoop mijn gehoor te verbeteren.) First things first dan maar.
En zo terugkijkend realiseer ik mij dat er veel is gebeurd de afgelopen tijd. Hoe ik het vol heb kunnen houden? Gewoon doorademen. Wat anders? Er waren veel ritmestoornissen, er waren slechte dagen, er liepen dingen in het honderd en alles kwam soms tegelijk. Het enige wat hielp was doorademen. Rust pakken daar waar het kan en verder gaan. Het wordt immers vanzelf weer morgen.
Dus zo ga ik maar weer verder. Ook met deze blog. Het leven staat niet stil, ook niet als je in volledige gezondheid verkeert. (Wat is eigenlijk volledige gezondheid voor een volwassene tegenwoordig?!) Soms is het wat stiller, maar je kunt er van op aan dat deze blog echt wel doorgaat. Net zoals ik met mijn leven, ondanks alles. Of juist door alles.
Posts tonen met het label herinneringen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label herinneringen. Alle posts tonen
maandag 2 september 2019
dinsdag 28 mei 2019
19 lentes
In 2000 beleefde ik een fantastische zomer. De zomer van ultieme vrijheid leek het wel. Ik woonde in een studentenhuis en werkte naast mijn studie, in een supermarkt om de hoek. De eerste keer op vakantie met een vriendje. Een vliegvakantie naar Tenerife. Twee weken luieren op het strand, uitgaan en op avontuur. De rest van die zomer liep ik grotendeels op blote voeten, werkte overdag als caissière, schoof iedere avond aan bij vrienden en altijd was er wel ergens een feestje. On top of the world!
Nog geen 3 maanden later lag ik in het ziekenhuis met boezemfibrilleren. Er was geen stress. Er waren geen vaten die verstopt waren. Ik had geen drugs gebruikt en alcohol dronk ik nooit te veel.
Ik was 19 en ik had geen idee wat mij nog te wachten zou staan. Gelukkig maar. Gelukkig genoot ik met volle teugen en leerde ik toen al hoe ik het leven kan vieren. Onbezonnen en met een zekere fysieke vrijheid.
En toch, toch was ik al 'ziek'. Ook toen had ik al het Brugada Syndroom. Het liet van zich horen door als donderslag bij heldere hemel in een gezond en jong mens toe te slaan. Gelukkig niet direct met een dodelijke hartritmestoornis, maar met een relatief ongevaarlijke. Alsof het mij alvast waarschuwde.
Telkens als ik naar deze foto kijk, realiseer ik mij dat ik ontzettend heb kunnen genieten van het leven toen ik adolescent was, want iets meer dan 10 jaar later braken de hartritmestoornissen echt los. Het stemt me dankbaar dat ik onwetend was. Ik word er blij van, ondanks dat ik nu weet dat Brugada Syndroom altijd als een schaduw met mij en de mijnen, wordt meegedragen.
Nog geen 3 maanden later lag ik in het ziekenhuis met boezemfibrilleren. Er was geen stress. Er waren geen vaten die verstopt waren. Ik had geen drugs gebruikt en alcohol dronk ik nooit te veel.
Ik was 19 en ik had geen idee wat mij nog te wachten zou staan. Gelukkig maar. Gelukkig genoot ik met volle teugen en leerde ik toen al hoe ik het leven kan vieren. Onbezonnen en met een zekere fysieke vrijheid.
En toch, toch was ik al 'ziek'. Ook toen had ik al het Brugada Syndroom. Het liet van zich horen door als donderslag bij heldere hemel in een gezond en jong mens toe te slaan. Gelukkig niet direct met een dodelijke hartritmestoornis, maar met een relatief ongevaarlijke. Alsof het mij alvast waarschuwde.
Telkens als ik naar deze foto kijk, realiseer ik mij dat ik ontzettend heb kunnen genieten van het leven toen ik adolescent was, want iets meer dan 10 jaar later braken de hartritmestoornissen echt los. Het stemt me dankbaar dat ik onwetend was. Ik word er blij van, ondanks dat ik nu weet dat Brugada Syndroom altijd als een schaduw met mij en de mijnen, wordt meegedragen.
woensdag 17 april 2019
Als je mij toen had gevraagd...
Als mensen mij als kind vroegen wat ik later wilde worden, zei ik dat kapster zou worden. Kennissen van mijn ouders hadden een eigen salon waar ik regelmatig kwam. Af en toe kreeg ik wat kapperspulletjes toegestoken waar ik veel mee speelde. Ik zou later kapper worden.
Kapper worden werd van de baan geschoven, want dat zou ´zonde´ zijn. Vlak voor ik mijn middelbare school diploma behaalde, wist ik zeker waar ik zou gaan studeren, maar nog niet precies wat. Iets in de medische wereld had ik bedacht. Ik solliciteerde naar interne studies: een opleiding tot operatie-assistent en een opleiding tot verpleegkundige. Ik werd voor het laatste aangenomen en startte op mijn 17e met de duale opleiding tot hbo-verpleegkundige.
Al tijdens het eerste studiejaar gaf een docent, op een niet zo subtiele wijze, te kennen dat ik beter zou passen op een universiteit. Hij had het idee dat mijn honger naar kennis niet genoeg gestild zou worden tijdens de praktische studie die ik toen volgde. Ik voelde mij gevleid, maar ging toch door. Toen ik in het tweede jaar in de gaten kreeg dat ik alle theorie had geabsorbeerd en de praktijk in moest, wist ik dat ik geen verpleegkundige moest worden.
Ik zocht een baan in de supermarkt op steenworp afstand van mijn studentenhuis en werkte de rest van het collegejaar als cassière, terwijl ik nadacht over wat ik in het nieuwe studiejaar zou gaan studeren.
Mijn collegegeld was bijelkaar gewerkt en ik startte met de studie maatschappelijk werk en dienstverlening. Als een vis in het water zwom ik door deze studie en diplomeerde 3 jaar later, terwijl ik al in het bezit was van twee banen; in twee verschillende ziekenhuizen werkte ik parttime als medisch maatschappelijk werker met onder andere hartpatiënten.
Er verstreken een aantal jaren en uiteindeijk belandde ik in de ouderenzorg. Tijdelijk dan maar, zei ik tegen mezelf. De hectiek was een andere dan in het ziekenhuis. Af en toe mistte ik het ziekenhuis, maar toen ik ontdekte dat de ouderenzorg op dat moment 'big and booming bussiness' werd, beet ik mij vast en ontwikkelde een visie op wat goede zorg inhoudt.
Als je mij 10 jaren geleden had gevraagd wat ik zou willen worden dan vertelde ik, met een flinke blos op mijn wangen, dat ik directeur wilde worden van een zorginstelling. Directeur worden was niet écht wat ik wilde; ik had een missie, ik wilde 'zorgen voor' verbeteren. In de functie van projectleider voelde ik de wind onder mijn vleugels. Ik genoot, maar leerde ook wat tact en diplomatiek inhoudt en hoe standvastig een heersende cultuur kan zijn.
En toen kwamen er ineens hartritmestoornissen. Vaker en heftiger. Tot plotseling flauwvallen aan toe. Nog steeds had ik een idee van wat ik in de toekomst wilde worden, maar steeds vaker rees de vraag: Hoe dan?
Ik ronde mijn baan af. De hartklachten werden zo hevig dat ik geen werkdag meer kon volhouden. Als je me toen had gevraagd wat ik later wilde worden, dan had ik vermoedelijk gezegd dat ik beter wilde worden.
De diagnose werd gesteld na een periode van zoeken naar antwoorden. Onzekerheid over mijn gezondheid, maar op werkgebied een vastberadenheid. Ik leerde het eerste jaar incasseren: ik werd gepeild voor een functie, maar werd nog voor een officieel gesprek afgewezen vanwege een negatief advies van een personeelsadviseur. Mijn fysieke conditie zou niet passen bij de te leveren continuïteit die de functie vereiste.
Als je me toen had gevraagd wat ik wilde worden, dan zou ik je vertellen dat ik het niet meer wist. Vijf jaar geleden wist ik het ineens niet meer.
Als je mij nu zou vragen wat ik wil worden, dan kan ik daar nog steeds geen eenduidig antwoord op geven. Misschien ben ik wel geworden wie ik wil zijn. Wellicht op kleinere schaal. Op een soort micro-niveau. Ik houd mij bezig met (mijn) zorg en mijn honger naar kennis is nog steeds niet gestild. Tactvol laveer ik binnen de soms wat starre culturen en zet hier en daar voorzichtig een vraagteken. Daarnaast maak ik af en toe een punt en vergeet daarbij niet ook successen die ik zie te onderstrepen.
Laat mij meer zijn van wat ik ben geworden. Ik denk dat ik van betekenis kan zijn. Evenals een kapper van betekenis is en een directeur evenzo.
Kapper worden werd van de baan geschoven, want dat zou ´zonde´ zijn. Vlak voor ik mijn middelbare school diploma behaalde, wist ik zeker waar ik zou gaan studeren, maar nog niet precies wat. Iets in de medische wereld had ik bedacht. Ik solliciteerde naar interne studies: een opleiding tot operatie-assistent en een opleiding tot verpleegkundige. Ik werd voor het laatste aangenomen en startte op mijn 17e met de duale opleiding tot hbo-verpleegkundige.
Al tijdens het eerste studiejaar gaf een docent, op een niet zo subtiele wijze, te kennen dat ik beter zou passen op een universiteit. Hij had het idee dat mijn honger naar kennis niet genoeg gestild zou worden tijdens de praktische studie die ik toen volgde. Ik voelde mij gevleid, maar ging toch door. Toen ik in het tweede jaar in de gaten kreeg dat ik alle theorie had geabsorbeerd en de praktijk in moest, wist ik dat ik geen verpleegkundige moest worden.
Ik zocht een baan in de supermarkt op steenworp afstand van mijn studentenhuis en werkte de rest van het collegejaar als cassière, terwijl ik nadacht over wat ik in het nieuwe studiejaar zou gaan studeren.
Mijn collegegeld was bijelkaar gewerkt en ik startte met de studie maatschappelijk werk en dienstverlening. Als een vis in het water zwom ik door deze studie en diplomeerde 3 jaar later, terwijl ik al in het bezit was van twee banen; in twee verschillende ziekenhuizen werkte ik parttime als medisch maatschappelijk werker met onder andere hartpatiënten.
Er verstreken een aantal jaren en uiteindeijk belandde ik in de ouderenzorg. Tijdelijk dan maar, zei ik tegen mezelf. De hectiek was een andere dan in het ziekenhuis. Af en toe mistte ik het ziekenhuis, maar toen ik ontdekte dat de ouderenzorg op dat moment 'big and booming bussiness' werd, beet ik mij vast en ontwikkelde een visie op wat goede zorg inhoudt.
Als je mij 10 jaren geleden had gevraagd wat ik zou willen worden dan vertelde ik, met een flinke blos op mijn wangen, dat ik directeur wilde worden van een zorginstelling. Directeur worden was niet écht wat ik wilde; ik had een missie, ik wilde 'zorgen voor' verbeteren. In de functie van projectleider voelde ik de wind onder mijn vleugels. Ik genoot, maar leerde ook wat tact en diplomatiek inhoudt en hoe standvastig een heersende cultuur kan zijn.
En toen kwamen er ineens hartritmestoornissen. Vaker en heftiger. Tot plotseling flauwvallen aan toe. Nog steeds had ik een idee van wat ik in de toekomst wilde worden, maar steeds vaker rees de vraag: Hoe dan?
Ik ronde mijn baan af. De hartklachten werden zo hevig dat ik geen werkdag meer kon volhouden. Als je me toen had gevraagd wat ik later wilde worden, dan had ik vermoedelijk gezegd dat ik beter wilde worden.
De diagnose werd gesteld na een periode van zoeken naar antwoorden. Onzekerheid over mijn gezondheid, maar op werkgebied een vastberadenheid. Ik leerde het eerste jaar incasseren: ik werd gepeild voor een functie, maar werd nog voor een officieel gesprek afgewezen vanwege een negatief advies van een personeelsadviseur. Mijn fysieke conditie zou niet passen bij de te leveren continuïteit die de functie vereiste.
Als je me toen had gevraagd wat ik wilde worden, dan zou ik je vertellen dat ik het niet meer wist. Vijf jaar geleden wist ik het ineens niet meer.
Als je mij nu zou vragen wat ik wil worden, dan kan ik daar nog steeds geen eenduidig antwoord op geven. Misschien ben ik wel geworden wie ik wil zijn. Wellicht op kleinere schaal. Op een soort micro-niveau. Ik houd mij bezig met (mijn) zorg en mijn honger naar kennis is nog steeds niet gestild. Tactvol laveer ik binnen de soms wat starre culturen en zet hier en daar voorzichtig een vraagteken. Daarnaast maak ik af en toe een punt en vergeet daarbij niet ook successen die ik zie te onderstrepen.
Laat mij meer zijn van wat ik ben geworden. Ik denk dat ik van betekenis kan zijn. Evenals een kapper van betekenis is en een directeur evenzo.
Labels:
bekendheid,
bewustwording,
diagnose,
ervaring,
herinneringen,
ritmestoornissen,
vrijheid,
werk
maandag 8 april 2019
Nieuw nieuw nieuw
Een nieuwe ICD dus. Op 4 januari kreeg ik het mailtje van de cardioloog dat mijn ICD zijn drempelwaarde had bereikt en klaar was voor vervanging van een nieuwe. Een blij moment, want ondanks dat je er niets aan kunt doen, toch wacht je er onbewust op wanneer je hebt gehoord dat de drempelwaarde bijna is bereikt. Op 22 februari jl. werd mijn nieuwe ICD geïmplanteerd.
Van tevoren werd verteld dat de vervanging van een ICD een kleine ingreep is. Wanneer de draden in het hart kunnen blijven zitten, is de ingreep binnen een half uur gedaan. Hoewel er geen bijzonderheden waren gezien, wat de draden betreft, vond ik het toch wel een beetje spannend of de draden er ook daadwerkelijk goed uitzagen. Het goed uitlezen van de draden gebeurd in het cathlab, dus het is toch afwachten tot na de ingreep.
Ik mocht kiezen tussen algehele narcose en plaatselijke verdoving. Ik koos het eerste. De plaatsing van de ICD, 6 jaar geleden, was een dag waarop veel is gebeurd. Wat ik mij van die dag nog herinner, is dat ik plaatsing van de ICD nog goed kon voelen. Laat mij maar slapen, zei ik tegen de cardioloog.
Rond het middaguur werd ik opgenomen en om 13u was alles klaar voor de vervanging. Het ging vlug. Ik sprak mijn cardioloog en de anesthesist deed een intake. Pas op dat moment voelde ik spanning voor de ingreep, daarvoor was alles prima. Geen zenuwen, helemaal niets.
Waarschijnlijk heeft het ook te maken met de drukte die ik ervoer in de weken voor de vervanging. Mijn hoofd was met andere dingen bezig en daardoor vond ik genoeg afleiding. Ik heb mij geen zorgen gemaakt.
Elke dag om 9.28u stipt, ging het alarm van mijn ICD. Het is voorgekomen dat ik wildvreemde mensen verbaasd naar mij zag kijken wanneer het alarm afging. Ik vond het grappig. Soms ging ik die confrontatie uit de weg, door discreet naar het toilet te gaan. Het is gewoon vreemd om een mechanisch geluid uit iemands lichaam te horen, wanneer iemand fit oogt en je geen apparaten in de buurt ziet. Ik vond het wel geruststellend; een geluidje dat mij ook de zekerheid gaf dat de ICD precies doet wat hij moet doen.
Binnen een uurtje was ik weer terug op de poli dagverpleging. Alles was perfect gelopen. Buiten de hang-over van de narcose, voelde ik me prima. De pijn van de wond was met een flinke dosis paracetamol goed te verdoven. Diezelfde dag mocht ik in de avond weer naar huis met mijn oude, levensreddende ICD in een plastic zakje. Hiervoor moet ik nog even een mooi plekje zoeken.

De eerste nachten sliep ik niet zo goed vanwege de pijn aan de wond. De weken erna voelde ik de wond trekken en onderhuids scheuren. Het onderhuidse bindweefsel moet ook herstellen en iedere keer wanneer ik mij in bed omdraaide, voelde ik de onderlaag, als een oud laken, scheuren. Een heel akelig gevoel. Ik was bang dat ik de wond openscheurde en pas mijn huisarts mij had uitgelegd hoe de huid geneest, voelde ik mij gerustgesteld.
Na diverse wondcontroles bij de huisarts, kan ik nu melden dat de wond perfect is genezen. Het oogt nog wat rood daar waar de snijlijn is geweest, maar dat trekt binnen een jaar wel wat weg.
Het genezen duurde toch wat langer dan ik had gedacht. Ik had verwacht dat na de wissel er een veel sneller herstel zou zijn dan na een eerste implantatie. Gedeeltelijk klopt dit; bij de implantatie wordt er immers onderhuids ruimte gemaakt, de zogenaamde pocket, waar de ICD in komt. Die ruimte is al aanwezig bij een wissel, dat scheelt. Ook de draden in het hart zijn vastgegroeid, dus daarmee had ik niet echt een beweegrestrictie. De wond daarentegen is gelijk. Die wond moet goed herstellen en dat vereist toch wel voorzichtigheid om infecties te voorkomen.
In mijn geval is alles vlekkeloos verlopen. Als het goed is kan ik er weer een aantal jaren tegen aan vanaf nu. Wat de ICD betreft dan.
Van tevoren werd verteld dat de vervanging van een ICD een kleine ingreep is. Wanneer de draden in het hart kunnen blijven zitten, is de ingreep binnen een half uur gedaan. Hoewel er geen bijzonderheden waren gezien, wat de draden betreft, vond ik het toch wel een beetje spannend of de draden er ook daadwerkelijk goed uitzagen. Het goed uitlezen van de draden gebeurd in het cathlab, dus het is toch afwachten tot na de ingreep.
Ik mocht kiezen tussen algehele narcose en plaatselijke verdoving. Ik koos het eerste. De plaatsing van de ICD, 6 jaar geleden, was een dag waarop veel is gebeurd. Wat ik mij van die dag nog herinner, is dat ik plaatsing van de ICD nog goed kon voelen. Laat mij maar slapen, zei ik tegen de cardioloog.
Rond het middaguur werd ik opgenomen en om 13u was alles klaar voor de vervanging. Het ging vlug. Ik sprak mijn cardioloog en de anesthesist deed een intake. Pas op dat moment voelde ik spanning voor de ingreep, daarvoor was alles prima. Geen zenuwen, helemaal niets.
Waarschijnlijk heeft het ook te maken met de drukte die ik ervoer in de weken voor de vervanging. Mijn hoofd was met andere dingen bezig en daardoor vond ik genoeg afleiding. Ik heb mij geen zorgen gemaakt.
Elke dag om 9.28u stipt, ging het alarm van mijn ICD. Het is voorgekomen dat ik wildvreemde mensen verbaasd naar mij zag kijken wanneer het alarm afging. Ik vond het grappig. Soms ging ik die confrontatie uit de weg, door discreet naar het toilet te gaan. Het is gewoon vreemd om een mechanisch geluid uit iemands lichaam te horen, wanneer iemand fit oogt en je geen apparaten in de buurt ziet. Ik vond het wel geruststellend; een geluidje dat mij ook de zekerheid gaf dat de ICD precies doet wat hij moet doen.
Binnen een uurtje was ik weer terug op de poli dagverpleging. Alles was perfect gelopen. Buiten de hang-over van de narcose, voelde ik me prima. De pijn van de wond was met een flinke dosis paracetamol goed te verdoven. Diezelfde dag mocht ik in de avond weer naar huis met mijn oude, levensreddende ICD in een plastic zakje. Hiervoor moet ik nog even een mooi plekje zoeken.

De eerste nachten sliep ik niet zo goed vanwege de pijn aan de wond. De weken erna voelde ik de wond trekken en onderhuids scheuren. Het onderhuidse bindweefsel moet ook herstellen en iedere keer wanneer ik mij in bed omdraaide, voelde ik de onderlaag, als een oud laken, scheuren. Een heel akelig gevoel. Ik was bang dat ik de wond openscheurde en pas mijn huisarts mij had uitgelegd hoe de huid geneest, voelde ik mij gerustgesteld.
Na diverse wondcontroles bij de huisarts, kan ik nu melden dat de wond perfect is genezen. Het oogt nog wat rood daar waar de snijlijn is geweest, maar dat trekt binnen een jaar wel wat weg.
Het genezen duurde toch wat langer dan ik had gedacht. Ik had verwacht dat na de wissel er een veel sneller herstel zou zijn dan na een eerste implantatie. Gedeeltelijk klopt dit; bij de implantatie wordt er immers onderhuids ruimte gemaakt, de zogenaamde pocket, waar de ICD in komt. Die ruimte is al aanwezig bij een wissel, dat scheelt. Ook de draden in het hart zijn vastgegroeid, dus daarmee had ik niet echt een beweegrestrictie. De wond daarentegen is gelijk. Die wond moet goed herstellen en dat vereist toch wel voorzichtigheid om infecties te voorkomen.
In mijn geval is alles vlekkeloos verlopen. Als het goed is kan ik er weer een aantal jaren tegen aan vanaf nu. Wat de ICD betreft dan.
Labels:
ervaring,
hart,
herinneringen,
herkenning,
herstel,
ICD,
litteken,
narcose,
opname
dinsdag 30 oktober 2018
Online Artikel Harteraad
Al een flinke tijd geleden, mogelijk al wel bijna 2 jaren, kreeg ik de vraag om een artikel te schrijven over erfelijkheid aangaande hartritmestoornissen. Ik deed dit , stuurde het op en kreeg te horen dat mijn stuk 'on hold' werd gezet. De Hart&Vaatgroep was aan het reorganiseren en het artikel zou niet geplaatst kunnen worden in de nieuwsbrief waarvoor ik oorspronkelijk de opdracht had gekregen.
Zo gaan die dingen. Geschreven woorden zijn geschreven woorden die alleen gelezen worden als de tijd er rijp voor is. Zo werkt dat.
Toevallig was ik eergisteren aan het googlen op een themadag van de Harteraad (één keer in de zo veel tijd organiseren zij samen met verschillende grote ziekenhuizen een info-bijeenkomst op het gebied van hartaandoeningen.). Ineens zag ik mijn naam en Brugada Syndroom; het was een artikel van mijn hand. Grappig
Hieronder de link naar het geschrevene. Nog steeds actueel.
https://www.harteraad.nl/ervaringen/het-brugada-syndroom-gaat-ook-mijn-kinderen-aan/
Zo gaan die dingen. Geschreven woorden zijn geschreven woorden die alleen gelezen worden als de tijd er rijp voor is. Zo werkt dat.
Toevallig was ik eergisteren aan het googlen op een themadag van de Harteraad (één keer in de zo veel tijd organiseren zij samen met verschillende grote ziekenhuizen een info-bijeenkomst op het gebied van hartaandoeningen.). Ineens zag ik mijn naam en Brugada Syndroom; het was een artikel van mijn hand. Grappig
Hieronder de link naar het geschrevene. Nog steeds actueel.
https://www.harteraad.nl/ervaringen/het-brugada-syndroom-gaat-ook-mijn-kinderen-aan/
Labels:
Brugada syndroom,
controle,
diagnose,
erfelijkheid,
ervaring,
gastblog,
gevaarlijke stoornissen,
hart,
herinneringen,
herkenning,
herstel,
ICD,
kamerfibrilleren,
kinderen,
koorts,
opname,
publiciteit,
ritmestoornissen
woensdag 13 juni 2018
5 jaren
Terwijl ik de zonnegroet doe en mijn armen zo ver mogelijk uitstrek tot mijn vingertoppen tintelen, voel ik mijn ogen prikken. Mijn ogen vullen zich en heel stiekem voel ik een traan over mijn wang glijden. Alle andere yogi kijken geconcentreerd voor zich uit, alleen mijn yogadocent zie ik vanuit haar ooghoek een vragend knikje geven. Ik knik geruststellend terug. Het is goed.
Hoewel mijn hoofd kalm is door de verschillende oefeningen, dwalen mijn gedachten met de vraag waarom die tranen plotseling kwamen. Ik sta uitgestrekt en zwaai met een diepe zucht naar beneden. 'Houtjes kloven' noemt de docent deze oefening. Mijn hartslag knalt omhoog. Alsof er met de opgekomen energie een lampje boven mijn hoofd aan plingt, snap ik ineens wat er aan de hand is.
Het is 13 juni. Het is vandaag 5 jaar geleden dat ik naar Gent ging om mijn hart te laten onderzoeken. De dertiende is de eerste van de tweedaagse die mij jaarlijkse terug laat denken aan de zoektocht naar een diagnose.
Anders dan de voorgaande jaren kijk ik terug. Misschien omdat 5 jaren een mooie 'ronde' periode is? Misschien omdat de rust eindelijk lijkt te zijn aangebroken? Ineens voel ik weer dat ik wil vertellen. Dat de gebeurtenissen mij hebben gevormd; nog meer dan ik in eerste instantie kon overzien. Ik had geen idee toen ik 5 jaar geleden het UZ in liep. Ik had niet kunnen verzinnen wat de laatste 5 jaren mij inmiddels hebben gebracht.
Geen dramatiek. Realistische kijk. Altijd positief. Altijd. Ook nu. Het verdriet is niet weg te stoppen. Dat is er wel. Het komt vanzelf en dat is niet erg. De diagnose die 5 jaar geleden boven kwam drijven, kwam ook vanzelf. Soort van dan. Er was oog voor. Laat ik oog hebben voor dit verdriet, mijn tranen zullen mij niet verdrinken. Evenmin zal ik mijn aandoening mijn leven laten verstikken; het beheerst, maar het verstikt niet.
Hoewel mijn hoofd kalm is door de verschillende oefeningen, dwalen mijn gedachten met de vraag waarom die tranen plotseling kwamen. Ik sta uitgestrekt en zwaai met een diepe zucht naar beneden. 'Houtjes kloven' noemt de docent deze oefening. Mijn hartslag knalt omhoog. Alsof er met de opgekomen energie een lampje boven mijn hoofd aan plingt, snap ik ineens wat er aan de hand is.
Het is 13 juni. Het is vandaag 5 jaar geleden dat ik naar Gent ging om mijn hart te laten onderzoeken. De dertiende is de eerste van de tweedaagse die mij jaarlijkse terug laat denken aan de zoektocht naar een diagnose.
Anders dan de voorgaande jaren kijk ik terug. Misschien omdat 5 jaren een mooie 'ronde' periode is? Misschien omdat de rust eindelijk lijkt te zijn aangebroken? Ineens voel ik weer dat ik wil vertellen. Dat de gebeurtenissen mij hebben gevormd; nog meer dan ik in eerste instantie kon overzien. Ik had geen idee toen ik 5 jaar geleden het UZ in liep. Ik had niet kunnen verzinnen wat de laatste 5 jaren mij inmiddels hebben gebracht.
Geen dramatiek. Realistische kijk. Altijd positief. Altijd. Ook nu. Het verdriet is niet weg te stoppen. Dat is er wel. Het komt vanzelf en dat is niet erg. De diagnose die 5 jaar geleden boven kwam drijven, kwam ook vanzelf. Soort van dan. Er was oog voor. Laat ik oog hebben voor dit verdriet, mijn tranen zullen mij niet verdrinken. Evenmin zal ik mijn aandoening mijn leven laten verstikken; het beheerst, maar het verstikt niet.
maandag 6 november 2017
Opdat ik niet vergeet (6)
Donderdag
28 september 2017
Het is 5 uur toen de
nachtverpleegkundige mij wakker maakte om bloed af te nemen. In één ruk had ik
doorgeslapen totdat zij mij wakker maakte.
Ik kijk tevreden om mij
heen, terwijl de verpleegkundige moeite heeft om mijn aders aan te prikken. Het
infuus in mijn rechterpolsslagader was al verwijdert en daardoor kan er niet zo
makkelijk bloed worden afgetapt. Er moet dus geprikt worden en dit gaat keer op
keer mis. De verpleegkundige vindt het heel vervelend en zegt keer op keer dat
het haar spijt dat mijn handen er inmiddels uitzien als speldenkussens. Ik haal
mijn schouders op. Ze doet het niet expres.
Uiteindelijk kan om 5:30
uur het licht weer uit en na wat berichtjes over en weer verstuurd te hebben
naar vrienden die op dat moment zouden opstaan voor hun vlucht naar Amerika,
draai ik mij om in een poging nog wat verder te slapen.
Om 8:00 uur word ik
gewekt door een verpleegkundige die ik ken van vorige opnames. “U lag zo lekker
te slapen dat ik u nu als laatste wakker maak.”, lacht ze. Alles staat al klaar
om te wassen en te kleden. Het humeur van de avond er voor is verdwenen. Met
goede moed richt ik me op en verzorg mezelf. Voor het ontbijt ga ik in een
stoel naast het bed zitten. Ik zit ‘op’. Trots ben ik. Het lukt. En ineens, zo
vlak voor de tweede hap van het tweede broodje met chocoladepasta (want
chocolade helpt altijd), zie ik vlekken. Ik weet wat het is, het is mijn
bloeddruk. De verpleegkundige helpt mij in bed en meet mijn bloeddruk, 96/55
RR. Te laag uiteraard. Ik blijf liggen en langzaam aan probeer ik weer wat
overeind te gaan zitten. Het gaat goed. Ik knoop in mijn oren dat ik moet
opletten en rustig aan moet blijven doen. Na actie weer rust nemen.
De zaalarts komt langs en
vertelt dat ik naar huis mag, aan het eind van de ochtend mag ik worden
opgehaald. Uiteraard had ik dit al verwacht; het gaat zo goed!
Blij pak ik mijn spullen
in en kleed mij aan. Vlak voordat mijn man arriveert, stapt mijn cardioloog
mijn kamer binnen. ‘Nog net op tijd om u gedag te zeggen’, begint hij, ‘en
excuses, maar gisteravond lukte het niet meer om langs te komen.’ Ik vertel
trots dat het goed gaat en dat ik blij ben dat alles nu achter de rug is. Hij
glimlacht tevreden en geeft, zoals altijd, aan dat ik hem moet mailen als er
iets aan de hand is. We zullen elkaar over ongeveer een maand terugzien voor
controle.
Mijn lieve echtgenoot,
die de klappen van de zweep inmiddels zo goed kent, rent de kamer binnen met
een rolstoel. Hoera! We gaan! We laden de spullen op mijn schoot en verlaten
met een vaart de hartbewaking, terwijl we al dankend en zwaaiend de
verpleegkundigen gedag zeggen. (De verpleegkundigen van de hartbewaking van het
UZ Gent zijn fantastisch!)
Met een lunchpakket aan
boord, vertrekken we terug naar huis. Een rit van drie-en-een-half uur. Ik moest
plassen (as usual), maar vertik het om te stoppen bij een toilet aan de
snelweg. We rijden door, aan één stuk.
Rond 14:30 u zijn we
thuis. Mijn rechterbeen (waar de liesslagader is aangeprikt) is stijf en
pijnlijk. Ik ben moe, maar te enthousiast om te gaan slapen. De kinderen zijn
verrast en blij; ze hadden ons nog niet terug verwacht voor het avondeten.
Ik installeer mezelf in
bed en die avond eten we friet. In bed. Een traditie; na een ziekenhuisopname
eten we frietjes! Hoe feestelijk (en gemakkelijk).
Langzaam daalt rust op
ons gezin. Het is geweest. Iedereen is weer thuis. Nu kan het herstellen
beginnen.
maandag 23 oktober 2017
Opdat ik niet vergeet (4)
15:00 u
Bezoekuur. Ik voel me
best prima en ik word erg blij als mijn echtgenoot mijn kamer in stapt. Het is
achter de rug! Hij vertelt me dat hij ongerust was geworden, toen na het
middaguur nog geen telefoontje van de hartbewaking was gekomen om te zeggen dat
ik terug was. Hij had zelf gebeld en had gehoord dat alles in orde was, maar
dat hij toch echt moest wachten tot het bezoekuur eer hij kon langskomen. Ik
vertel dat het goed was dat hij niet eerder was gekomen, omdat het wakker
worden een beetje lastig ging.
17:00 u
Mijn eerste glaasjes
water drink ik met smaak op. Mijn keel is wat beschadigd als gevolg van de
intubatie tijdens de procedure. Het liefst zou ik wat willen eten om het slijm
en het gestolde bloed in mijn keel te laten zakken. Eerst moet het water in
mijn maag blijven zitten en als dat geen problemen geeft, drink ik de door mijn
echtgenoot meegebrachte smoothie met smaak op.
18:00 u
Alles gaat goed en een
uurtje later krijg ik een bordje met pasta en wat fruit als dessert. Pas dan
voel ik hoe moe mijn lichaam is. Het eten gaat moeizaam. Na elke hap, het
kauwen en het slikken neemt de vermoeidheid toe. Ik doe het rustig aan en
geniet desondanks van het eten.
19:00 u
Mijn beste cardioloog
komt langs! Blij hem te zien. De procedure is naar wens verlopen en de dokters
zijn tevreden. Ik vraag hier en daar naar wat details over de ablatie en vertel
hem dat ik blij ben dat het achter de rug is. Dat het klaar is. Nu zal ik
geduld moeten kweken, geeft hij aan. Het herstel zal tijd nodig hebben. Als hij
vertrekt, vraag ik of hij morgen weer langskomt. Hij zal het doen belooft hij.
Ik ben tevreden. Opgelucht. Trots.
20:00 u
Bezoekuur. We facetimen
met de kinderen. Mijn zoon sprak de hilarische woorden: wanneer is die ablatie
nou precies? Iedereen is opgetogen over het goede verloop. Het is klaar blijf
ik herhalen. Zo ontzettend opgelucht dat de ablatie achter de rug is. Ik ben
moe, ontzettend moe, maar ik voel me verder prima.
22:00 u - nacht
Ik wil slapen, maar het
lukt niet. Mijn hartslag is hoog en onrustig. Ik zie ieder uur van de nacht,
mede omdat mijn bloeddruk automatisch elk uur wordt gemeten. Ik lig met
gesloten ogen in bed en laat alles nog eens de revue passeren. Ik kan
concluderen dat het goed is geweest. Het is ok en het gaat beter worden. Ook al
slaap ik niet, ik rust. Het komt goed.
maandag 16 oktober 2017
Opdat ik niet vergeet (3)
11:30 u
Ik word
wakker. Bewegingen. Vaag zicht. Mensen om me heen. Ik voel dat ik in bed lig en
ergens naar toe word gereden. Ik tril heel heftig. Het bed trilt mee. Of ik het
koud heb? Geen idee. Ik voel alleen dat ik enorm tril en dit niet zelf kan
stoppen. Het bed wordt geparkeerd en ik herken de contouren van de kamer. Ik
ben op de hartbewaking. De verpleegkundigen installeren mij. Ze verpakken mijn
lijf met dekens. Er wordt een zuurstofmasker op mijn gezicht gezet. Ik wil het
niet, maar ik heb geen puf om het masker van mijn gezicht te trekken. Ik tril
nog steeds. Er wordt nog een deken over mij heen gelegd en een van de
verpleegkundigen wrijft over mijn armen en benen.
12:00 u
Ik kijk op
de klok en zie de tijd. Nog steeds staan er twee verpleegkundigen naast mijn
bed. Ze doen controles. Ik val steeds weer in slaap.
12:15 u
Pijn! Pijn
in mijn borstkas! Alsof er een onkruidbrander de binnenkant van mijn borstkas
heeft bewerkt. Feitelijk ligt de waarheid hier niet ver vandaan. Er wordt een
spoedECG gemaakt en vrijwel direct krijg ik een pijnstiller per infuus.
12:30 u
De pijn in
mijn borstkas is weg. Het trillen is gestopt, maar ik heb het nog steeds koud.
Onder een dik pak dekens probeer ik wakker te blijven. Terwijl ik mij probeer
te bewegen speelt de hernia in mijn onderrug op en gil ik. Ik kan niet bewegen
en de pijn in mijn heup trekt door naar mijn tenen. De verpleegkundige komt
aangerend en ik wijs naar mijn heup. Mijn heup. Draaien. Au! De verpleegkundige
pakt mijn heup en legt een hand onder mijn rug en heel voorzichtig ontspant de
zenuw zich. Hoe onhandig! De pijn zakt weg en ik vraag om nog een deken. Mijn
handen en voeten zijn nog steeds erg koud. Ik sluit mijn ogen en voel hoe
verschrikkelijk mijn lichaam voelt. Mijn lijf voelt niet van mij. Ik probeer te
ontspannen en vraag om kracht en hulp. Als ik slaap dan wordt het beter herhaal
ik in mijn hoofd. Als ik slaap word ik beter.
13:30 u
Hoofdpijn.
Een knellende hoofdpijn, maar verder gaat het een stuk beter. Ik voel dat mijn
lichaam eindelijk warmer wordt. De pijn in mijn borst is weg. Mijn lichaam
lijkt zich te gaan ontspannen. Ik voel dat ik moet plassen, maar bedenk me dat
ik waarschijnlijk een blaassonde heb, zoals de voorgaande keren. Er wordt nog
een pijnstiller aan mijn infuus toegevoegd, deze is tegen de hoofdpijn als
gevolg van de eerdere pijnstiller.
13:45 u
De
zaalarts staat naast mijn bed en geeft een korte samenvatting van wat er is
gebeurd en vraagt hoe het met mij gaat. Het gaat goed. Ik vertel haar dat ik
het idee heb dat het ergste nu is geweest; de pijn is weg, mijn lichaam
ontspant en ik geef aan dat ik moest plassen en toen bedacht dat ik een
blaassonde heb. De arts kijkt verschrikt en vertelt mij dat de blaassonde er al
uit is gehaald vlak na de procedure, terwijl ik nog onder narcose was. Ze
twijfelt en we kijken beiden onder de dekens en zien niks. Een catheter in de
lies, maar geen buisje voor de blaas. Gelukkig zijn de lakens ook droog.
Op Facebook schrijf ik het volgende:
Op Facebook schrijf ik het volgende:
Voor alle lieve meelevende mensen,
Ik ben er weer. Het zit erop die 4e ablatie. Een pittige. Nodig blijkbaar. Details weet ik nog niet.
Ze zijn lief hier in het UZ. Vast team met lieve verpleegkundigen die me platspuiten met pijnstilling. :)
Jullie berichtjes via allerlei kanalen doen me goed. Ben te moe om te antwoorden. Dat komt nog wel.
woensdag 21 juni 2017
Open Brief
Dag dokter die mij niet begreep,
Soms lig ik ´s avonds in bed met een hoofd vol gedachten,
terwijl ik wacht op de slaap die mij mee zal nemen en mijn overdenkingen op
mijn kussen zal laten liggen. Vandaag besluit ik mijn gedachten op te
schrijven.
Dikwijls denk ik terug aan de keren dat wij elkaar spraken.
Of eigenlijk, de momenten waarop ik sprak en u niet luisterde. De momenten
waarop ik naar u luisterde en diep van binnen begreep dat u mij niet gehoord
kon hebben omdat u niet naar míj keek, maar naar een casus. Een potentieel
diagnose-behandeling-combinatie, ofwel DBC. Ik ben ervaren in de wereld waarin
u werkt, zoals u mogelijk had kunnen opmerken wanneer u zorgvuldig was
omgesprongen met mijn kritische vragen die vooral duiden op onzekerheid als
gevolg van mijn medische kennis.
Het is inmiddels meer dan vier jaren geleden dat we elkaar
spraken en u aangaf dat ik moest leren leven met de klachten die ik op dat
moment ervaarde. Klachten waarvan mijn huisarts, zoals wij later hoorden, een ‘niet-pluis’
gevoel van kreeg. Ook bij hem gingen er op den duur alarmbellen rinkelen. Het
klachtenpatroon werd heviger en het bleef aanhouden. U vond verder onderzoek
niet nodig. In uw optiek was er niets aan de hand. Wel schoof u, nadat ik van
woede ontplofte, in tranen uitbarstte en mijn stem verhief uit pure wanhoop,
nog een receptje van één of andere bètablokker over tafel. Ik heb het receptje
meegenomen, maar heb het nooit bij de apotheek ingeleverd. Ik vertrouwde u
niet.
En dat vertrouwen is de reden dat ik u schrijf. Ik schrijf
u, omdat ik pogingen heb ondernomen om het vertrouwen weer te laten groeien. Ik
heb de klachtencommissie van uw ziekenhuis gesproken, nadat ik uiteindelijk in
een ander ziekenhuis wel serieus werd genomen en mijn klachten wel degelijk een
oorzaak bleken te hebben. Er werd een gesprek gepland waarbij ik, voordat ik
een officiële klacht in zou dienen, nog eens met u zou spreken over de gedane
zaken. Want hoewel gedane zaken geen keer nemen, wist ik dat ik schoon schip
moest maken. Niet om u, maar om mijn vertrouwen in u en ook uw collega’s. Want
zonder dat u dit waarschijnlijk beseft, heeft u mijn vertrouwen dusdanig
beschadigd dat ik ook uw naaste collega’s ben gaan wantrouwen. U sprak immers
ook namens hen toen u aangaf dat u binnen uw maatschap mijn situatie had
besproken en er volgens u en uw collega’s niets aan de hand zou zijn.
Terugkomend op het gesprek dat gepland werd door de
klachtencommissie om het geheel te doen sussen en weer een bodem voor een
vruchtbaar vertrouwen te creëren; evenals het eerste gesprek met u, was ook dit
gesprek een aanfluiting. Hoe kon u, zonder dat u bij de onderzoeken aanwezig
was, de diagnose die een externe collega stelde, in twijfel trekken? Hoe kon u dit
een ‘toevalstreffer’ noemen? Hoe kon het toch dat u bij hoog en laag bleef beweren
dat mijn klachten niet van toepassing waren bij de diagnose Brugada Syndroom? Het
was uw woord tegen het mijne. Het bleef uw woord tegen het mijne.
In een poging om mijn pijn en verontwaardiging onder woorden
te brengen, lachte u schamper. U lachte om mijn vertwijfeling. Hoe kon het dat
u in uw ziekenhuis, in dezelfde week dat ik mijn ICD kreeg vanwege de ernstige
versie van het Brugada Syndroom, u koketteerde met de ablatietechniek speciaal
voor mensen met Brugada Syndroom? Ik vroeg u hoe het kon dat u wel de
aandoening kon behandelen, maar deze niet kon herkennen als deze onder u neus
werd geschoven. U gaf geen antwoord en ontkende weer dat er in mijn geval
sprake kon zijn van Brugada Syndroom. Als laatste vroeg u wat u voor mij kon
doen, ik heb u gevraagd om excuses te maken. U deed dat, schoorvoetend. Niet
oprecht. Niet vanuit empathie, maar vanuit plichtsbesef en mogelijk ook ter
voorkoming van een officiële klacht.
Inmiddels rollen er weer tranen over mijn wangen. Er zit een
knoop in mijn maag. Ik voel me nog steeds rot. Nog dikwijls vraag ik mij af of
ik een officiële klacht had moeten indienen. Na het laatste gesprek had ik er
genoeg van. De wond van mijn ICD was net geheeld en nog geen maand later volgde
een ablatie vanwege de vele hartritmestoornissen die mij plaagden. Ik had er
vier jaren geleden niet de puf voor.
Ik weet niet of u op de hoogte bent van het feit dat ik in
mijn medisch dossier heb laten noteren dat ik onder geen beding door u
behandelt wil worden in de toekomst. Het wrange hiervan is dat bij iedere
medische controle op welk vlak dan ook, deze pop-up in beeld komt. Ik heb
mijzelf hierdoor veroordeelt tot een ‘lastige’ patiënt. Een patiënt die bekend
staat om ‘moeilijkdoenerij’. Iedere keer als ik in uw ziekenhuis ben moet ik
verklaren waarom ik niet onder behandeling ben van een cardioloog in uw
ziekenhuis. Telkens moet ík uitleggen wat er is gebeurd, omdat ú mij destijds
niet serieus heeft genomen.
Dit is een open brief. Ik ga uw naam niet noemen. Ik ga uw
ziekenhuis niet noemen. Wanneer u deze
brief leest, zult u zich aangesproken voelen. Ik kan mij niet voorstellen dat u
mij niet meer herinnert. Mocht u zich mij niet herinneren, dan zou u ik u
willen vragen om eens goed na te denken over wat het werken met mensen
eigenlijk inhoudt en of dit, het zijn van arts, voor u een geschikte baan is.
Ik hoop namelijk van harte dat ik die ene patiënt ben geweest in uw carrière
tot nu toe, die zich emotioneel beschadigd voelt door uw toedoen en dat er geen
anderen meer zullen volgen.
Ik mag mij op dit moment gelukkig prijzen met een
behandelend cardioloog die wel naar mij luistert en mij wel hoort. Een arts die
mij ruggensteun geeft en geen enkele twijfel uit over de door mij omschreven
klachten. Een cardioloog die zich, volgens mij, ontzettend goed beseft dat een
collega steken heeft laten vallen op sociaal emotioneel vlak. U zou nog eens
wat van deze man kunnen leren en dat schrijf ik u niet om een veeg uit de pan
te geven, maar omdat ik u deze vaardigheid oprecht gun. Of beter; uw patiënten
gun.
Mijn hart is gelucht. Ik hoop dat de pijn gaat helen en dat
het vertrouwen in uw collega’s weer mag groeien. Ik doe mijn best en ik hoop
van harte dat u ook uw stinkende best doet.
Met gepaste groet,
M
Labels:
bewustwording,
Brugada syndroom,
diagnose,
ervaring,
hart,
herinneringen,
herkenning,
herstel,
Hoe het allemaal begon...,
ICD,
litteken,
lotgenoten,
Nederlandse Hartstichting,
ritmestoornissen
maandag 20 maart 2017
Herinneringen (oktober 2013)
Hier denk ik de laatste dagen steeds weer aan terug. De allereerste ablatie en er ontstond een complicatie. Vocht in het hartzakje.
Net uit de narcose, bleef ik steeds maar weer in slaap vallen. Uren later werd ik pas goed wakker. Daarvoor deed ik moeite om wakker te blijven, maar het lukte niet. Mijn ogen waren te zwaar en mijn lichaam trok een ander plan. Pas rond middernacht was ik echt wakker. Ik was wakker en als ik er aan terugdenk, moest ik wel vol van adrenaline zitten. Ik heb gekletst met de verpleegkundigen en maakte grapjes. Het was midden in de nacht dus het was vrij rustig op de hartbewaking.
Ergens halverwege de nacht ging mijn hart rare sprongen maken. Geen paniek, alleen een vreemd ritme. Er werd een cardioloog opgeroepen. Deze keek. Schreef een betablokker voor en ging. Een uurtje later was de ritmestoornis verholpen en kon ik nog een paar uurtjes slapen.
Toen ik die ochtend wakker werd, voelde ik me benauwd, maar ik had geenszins in de gaten dat er iets 'mis' was. Ik had absoluut niet gedacht dat er iets niet ok was. Dat de verpleegkundigen een beetje onrustig gingen schuifelen en elkaar aan gingen zetten tot overleg met artsen; ik zag het, maar ik begreep het eigenlijk niet. Pas toen de benauwdheid werd verklaart na het maken van een echo en die uitwees dat er een vochtophoping bij het hartzakje zat, begreep ik dat er zich een complicatie had voorgedaan. Maar eigenlijk voelde ik op dat moment absoluut geen paniek. Of angst. Wat ik op dat moment wèl eng vond, waren de medicijnen die plotseling en in grote hoeveelheden moesten worden toegediend per infuus.
Dat toedienen van medicatie per infuus vind ik heel eng. Waarschijnlijk ligt dat in het feit dat de laatste chemische cardioversie zo een impact heeft gehad op mijn welzijn destijds, dat er in mijn hoofd een soort alarmbel afgaat als er medicijnen in de lijnen worden gespoten. Ik herinner me dat ik bij elke shot aan de verpleegkundige vroeg wat hij/zij toediende op dat moment. Iedere keer vroeg ik het weer: Wat spuit je in en waarom krijg ik dat? Ik weet dat ik zelf op een gegeven moment vermoedde dat de verpleegkundigen er wel een keertje klaar mee waren, met die Hollandse bemoeial. Ze zeiden het niet.
Een ander ding waar ik steeds aan moet denken is de vraag of ik pijn had. Telkens werd gevraagd of ik pijn had. Hoe mijn pijn voelde en waar ik het voelde. Wanneer ik antwoorde dat de pijn wel te doen was, kreeg ik toch medicijnen. De pijn die ik ervoer was vervelend, maar niet afschuwelijk. Mogelijk kwam dat omdat ik al standaard een pijnstiller kreeg, dat zou kunnen. Zodra ik aangaf iets van pijn te ervaren, kreeg ik een extra shot pijnstiller.
Voor de tweede nacht kreeg ik ook extra pijnstilling voordat de nachtdienst arriveerde. (Ik merk dat mijn mond zich krult tot een glimlach nu ik dit aan het typen ben.) De mannelijke verpleegkundige die dit toediende lachte en zei dat ik dan nu maar eens moest gaan ontspannen (misschien ook wel doelend op de vragen over wat hij in mijn infuus spoot ;)). Zoals dat gaat met een infuus, werkte het medicament erg snel. Ik keek naar de klok, het was tien uur in de avond. Ik lag doodstil in mijn bed en bleef naar de klok kijken. Ineens was het half elf. In mijn ooghoek zag ik de verpleegkundige wuiven, hij ging naar huis. De lichten dimden. Ineens stond een verpleegkundige van de nachtdienst aan mijn bed die vroeg of ik pijn had. 'Nee, nee geen pijn. Maar ik heb wel net pijnstiller gehad en volgens mij werkt die heel erg goed. U houdt mij wel in de gaten hè? Want het spul werkt echt heel erg goed.' Ze keek en glimlachte en ik dacht alleen maar: 'Nou ja, ik heb het in ieder geval gezegd. Laat ik nu maar gaan slapen dan voel ik me morgenochtend weer normaal.'
Eigenlijk was die nacht, de eerste nacht dat ik zo stoned als een garnaal was. Daarna volgden er meer nachten op de hartbewaking en werd voor de nacht wederom aardig wat pijnstilling toegediend. Pas toen ik naar de normale hartafdeling kon, werden er medicijnen gewisseld mede omdat mijn maag ging opspelen. Voor de nachten op de gewone afdeling kreeg ik zonder gemor Xanax. En slapen deed ik. Slapen is goed herstellen natuurlijk.
Ik heb er vaak aan teruggedacht. Ik heb me verbaasd over de hoeveelheid aan medicijnen. Het ogenschijnlijke gemak waarop in ziekenhuizen op de cardiologie medicatie wordt toegedient. Het was mij vreemd.
En met die verwonderingen kwam het besef dat ik echt flink ziek ben geweest na die eerste ablatie. Ik heb het er vaak nog met mijn cardioloog over gehad. Het was pech. Het was een risico van 1 procent per ablatie. Uiteraard speelde de omvang van de ablatie wel een rol; er waren nogal wat littekentjes gemaakt die eerste keer. Maar toch ook de tweede keer en toch is het toen goed gegaan. Na de tweede ablatie zijn er extra controles geweest om er zeker van te zijn dat er niet nog eens vocht rondom het hartzakje was ontstaan.
Bijzondere herinneringen. Bizar. Ik besef mij dat ik toch nog redelijk snel en goed herstelt ben destijds. Pas achteraf las ik hoe verschrikkelijk gevaarlijk het kan zijn wanneer er te veel vocht in het hartzakje zou komen. Gelukkig heb ik dat op dat moment niet beseft en maakte ik mij vooral druk over het niet te veel medicijnen krijgen. Zalig zijn de onwetenden. :)
Net uit de narcose, bleef ik steeds maar weer in slaap vallen. Uren later werd ik pas goed wakker. Daarvoor deed ik moeite om wakker te blijven, maar het lukte niet. Mijn ogen waren te zwaar en mijn lichaam trok een ander plan. Pas rond middernacht was ik echt wakker. Ik was wakker en als ik er aan terugdenk, moest ik wel vol van adrenaline zitten. Ik heb gekletst met de verpleegkundigen en maakte grapjes. Het was midden in de nacht dus het was vrij rustig op de hartbewaking.
Ergens halverwege de nacht ging mijn hart rare sprongen maken. Geen paniek, alleen een vreemd ritme. Er werd een cardioloog opgeroepen. Deze keek. Schreef een betablokker voor en ging. Een uurtje later was de ritmestoornis verholpen en kon ik nog een paar uurtjes slapen.
Toen ik die ochtend wakker werd, voelde ik me benauwd, maar ik had geenszins in de gaten dat er iets 'mis' was. Ik had absoluut niet gedacht dat er iets niet ok was. Dat de verpleegkundigen een beetje onrustig gingen schuifelen en elkaar aan gingen zetten tot overleg met artsen; ik zag het, maar ik begreep het eigenlijk niet. Pas toen de benauwdheid werd verklaart na het maken van een echo en die uitwees dat er een vochtophoping bij het hartzakje zat, begreep ik dat er zich een complicatie had voorgedaan. Maar eigenlijk voelde ik op dat moment absoluut geen paniek. Of angst. Wat ik op dat moment wèl eng vond, waren de medicijnen die plotseling en in grote hoeveelheden moesten worden toegediend per infuus.
Dat toedienen van medicatie per infuus vind ik heel eng. Waarschijnlijk ligt dat in het feit dat de laatste chemische cardioversie zo een impact heeft gehad op mijn welzijn destijds, dat er in mijn hoofd een soort alarmbel afgaat als er medicijnen in de lijnen worden gespoten. Ik herinner me dat ik bij elke shot aan de verpleegkundige vroeg wat hij/zij toediende op dat moment. Iedere keer vroeg ik het weer: Wat spuit je in en waarom krijg ik dat? Ik weet dat ik zelf op een gegeven moment vermoedde dat de verpleegkundigen er wel een keertje klaar mee waren, met die Hollandse bemoeial. Ze zeiden het niet.
Een ander ding waar ik steeds aan moet denken is de vraag of ik pijn had. Telkens werd gevraagd of ik pijn had. Hoe mijn pijn voelde en waar ik het voelde. Wanneer ik antwoorde dat de pijn wel te doen was, kreeg ik toch medicijnen. De pijn die ik ervoer was vervelend, maar niet afschuwelijk. Mogelijk kwam dat omdat ik al standaard een pijnstiller kreeg, dat zou kunnen. Zodra ik aangaf iets van pijn te ervaren, kreeg ik een extra shot pijnstiller.
Voor de tweede nacht kreeg ik ook extra pijnstilling voordat de nachtdienst arriveerde. (Ik merk dat mijn mond zich krult tot een glimlach nu ik dit aan het typen ben.) De mannelijke verpleegkundige die dit toediende lachte en zei dat ik dan nu maar eens moest gaan ontspannen (misschien ook wel doelend op de vragen over wat hij in mijn infuus spoot ;)). Zoals dat gaat met een infuus, werkte het medicament erg snel. Ik keek naar de klok, het was tien uur in de avond. Ik lag doodstil in mijn bed en bleef naar de klok kijken. Ineens was het half elf. In mijn ooghoek zag ik de verpleegkundige wuiven, hij ging naar huis. De lichten dimden. Ineens stond een verpleegkundige van de nachtdienst aan mijn bed die vroeg of ik pijn had. 'Nee, nee geen pijn. Maar ik heb wel net pijnstiller gehad en volgens mij werkt die heel erg goed. U houdt mij wel in de gaten hè? Want het spul werkt echt heel erg goed.' Ze keek en glimlachte en ik dacht alleen maar: 'Nou ja, ik heb het in ieder geval gezegd. Laat ik nu maar gaan slapen dan voel ik me morgenochtend weer normaal.'
Eigenlijk was die nacht, de eerste nacht dat ik zo stoned als een garnaal was. Daarna volgden er meer nachten op de hartbewaking en werd voor de nacht wederom aardig wat pijnstilling toegediend. Pas toen ik naar de normale hartafdeling kon, werden er medicijnen gewisseld mede omdat mijn maag ging opspelen. Voor de nachten op de gewone afdeling kreeg ik zonder gemor Xanax. En slapen deed ik. Slapen is goed herstellen natuurlijk.
Ik heb er vaak aan teruggedacht. Ik heb me verbaasd over de hoeveelheid aan medicijnen. Het ogenschijnlijke gemak waarop in ziekenhuizen op de cardiologie medicatie wordt toegedient. Het was mij vreemd.
En met die verwonderingen kwam het besef dat ik echt flink ziek ben geweest na die eerste ablatie. Ik heb het er vaak nog met mijn cardioloog over gehad. Het was pech. Het was een risico van 1 procent per ablatie. Uiteraard speelde de omvang van de ablatie wel een rol; er waren nogal wat littekentjes gemaakt die eerste keer. Maar toch ook de tweede keer en toch is het toen goed gegaan. Na de tweede ablatie zijn er extra controles geweest om er zeker van te zijn dat er niet nog eens vocht rondom het hartzakje was ontstaan.
Bijzondere herinneringen. Bizar. Ik besef mij dat ik toch nog redelijk snel en goed herstelt ben destijds. Pas achteraf las ik hoe verschrikkelijk gevaarlijk het kan zijn wanneer er te veel vocht in het hartzakje zou komen. Gelukkig heb ik dat op dat moment niet beseft en maakte ik mij vooral druk over het niet te veel medicijnen krijgen. Zalig zijn de onwetenden. :)
maandag 13 maart 2017
Angst voor ablatie
In de volgende maand zal ik weer een nieuwe ablatie krijgen. De 4e. Je zou denken dat het nu gesneden koek is en dat ik er nu mijn hand niet meer voor omdraai, maar niets is minder waar. Ook deze keer vind ik het eng.
Zoals een tandarts over het trekken van een verstandskies spreekt, zo spreekt een cardioloog over een ablatie. Bij de bespreking van zo´n ingreep met de cardioloog klinkt het allemaal heel redelijk en absoluut ongevaarlijk, maar zodra dit gesprek ten einde is grijpt de boodschap mij naar de keel.
Eerst probeer ik met mijn verstand mijn gevoel te kalmeren. Ik probeer te sommeren wat de cardioloog heeft gezegd en ik herhaal de woorden in mijn hoofd. Daarna neemt mijn gevoel het volledig over en raak ik in paniek. In mijn hoofd gil ik dan dat ik niet meer wil en voel me als een kat in het nauw. Af en toe piep ik dit naar de meest naaste mensen, tegen de rest blijf ik cool en haal ik mijn schouders op.
Het is nu de vierde keer en alle keren verliepen zoals hierboven genoemd. Iedere keer heb ik het gevoel dat het mijn dood wordt. Het meest dramatische wat je kunt verzinnen dus. Gelukkig laat ik mezelf inmiddels toe om dit te uiten naar mijn artsen. Met praktijkervaring en wijze woorden laat ik mij dan vervolgens wel weer kalmeren, zodat het verstand de overhand krijgt.
Angst voor een ingreep, hoe groot of klein ook, gaat gewoon gepaard met onzekerheid. Dat hoort. Denk ik. Het wordt moeilijk wanneer je dit niet kunt uiten of wanneer het gevoel van paniek je volledig opslokt. In de oude praktijk van mijn huisarts hing een tegeltje in het toilet met daarop de spreuk 'Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest'. Het relativeert nog meer wanneer je beseft dat ook mensen met een ingegroeide teennagel deze spreuk lezen. Dus een beetje bang zijn voor een ablatie mag best. Vind ik.
Zoals een tandarts over het trekken van een verstandskies spreekt, zo spreekt een cardioloog over een ablatie. Bij de bespreking van zo´n ingreep met de cardioloog klinkt het allemaal heel redelijk en absoluut ongevaarlijk, maar zodra dit gesprek ten einde is grijpt de boodschap mij naar de keel.
Eerst probeer ik met mijn verstand mijn gevoel te kalmeren. Ik probeer te sommeren wat de cardioloog heeft gezegd en ik herhaal de woorden in mijn hoofd. Daarna neemt mijn gevoel het volledig over en raak ik in paniek. In mijn hoofd gil ik dan dat ik niet meer wil en voel me als een kat in het nauw. Af en toe piep ik dit naar de meest naaste mensen, tegen de rest blijf ik cool en haal ik mijn schouders op.
Het is nu de vierde keer en alle keren verliepen zoals hierboven genoemd. Iedere keer heb ik het gevoel dat het mijn dood wordt. Het meest dramatische wat je kunt verzinnen dus. Gelukkig laat ik mezelf inmiddels toe om dit te uiten naar mijn artsen. Met praktijkervaring en wijze woorden laat ik mij dan vervolgens wel weer kalmeren, zodat het verstand de overhand krijgt.
Angst voor een ingreep, hoe groot of klein ook, gaat gewoon gepaard met onzekerheid. Dat hoort. Denk ik. Het wordt moeilijk wanneer je dit niet kunt uiten of wanneer het gevoel van paniek je volledig opslokt. In de oude praktijk van mijn huisarts hing een tegeltje in het toilet met daarop de spreuk 'Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest'. Het relativeert nog meer wanneer je beseft dat ook mensen met een ingegroeide teennagel deze spreuk lezen. Dus een beetje bang zijn voor een ablatie mag best. Vind ik.
Labels:
ablatie,
bewustwording,
Brugada syndroom,
hart,
herinneringen,
herkenning,
opname,
voorbereiding
maandag 20 februari 2017
Gastblog Rik
In december 2013 ben ik over mijn leven met
Brugada Syndroom gaan schrijven. Ik wist niet wat ik anders moest doen met de
bizarre gebeurtenissen die ik tot dan toe had meegemaakt. Schrijven is voor mij
altijd een uitlaatklep geweest. Het onder woorden brengen van wat mij bezighoudt,
brengt orde en rust in mijn hoofd.
Nu ben ik al bijna 3,5 jaren actief op deze
blog en alle blogs gaan over mij. Maar ik ben niet de enige die leeft met
Brugada Syndroom. En ik wil ook graag van andere mensen horen hoe zij leven met
deze aangeboren aandoening. Hoe kregen zij de diagnose? Hoe leven zij nu?
Rik bijt het spits af met deze gastblog.
Rik ken ik van de Facebook Brugada groep. Een internationale groep. In heel
veel opzichten is Rik het tegenovergestelde van mij en toch delen we dezelfde
aandoening. Wie mijn verhaal kent, zal zich mogelijk verbazen over het verhaal
van Rik. Of andersom, men zal zich verbazen over mij. Er is geen ‘goed’ of
‘fout’, we proberen er allemaal wat van te maken.
Ik
ben gevraagd om te schrijven voor deze blog ‘Mijn leven met Brugada Syndroom’. Dit
is gemakkelijker gezegd dan gedaan, zeker als je dit nog nooit hebt gedaan. Al
vlug komen de vragen: Waar begin ik? Hoe
formuleer ik dit? En hoe zet ik dat leesbaar op papier?
Laten
we gewoon beginnen bij het begin, de jaren 1980-1990. Van Brugada was er toen
nog geen sprake en we waren nog jong en onbezorgd, tot er plots iets mis ging.
Mijn hartslag kon van 80 slagen per minuut, ineens naar 180 springen en
omgekeerd. De schrik zat er toen goed in, maar eigenaardig genoeg word je dit
gewoon. Als ik eens een zo een aanval kreeg, dan probeerde ik me gewoon rustig
te houden tot deze weer over ging .
Begin
jaren 90 raakte ik in een echtscheiding verwikkeld en dit eist toch veel van je.
Ik woonde alleen op een flat en terwijl ik naar de tv aan het kijken was werd
ik wakker op de grond met mijn salontafel boven op me. Nadat ik alles netjes
had teruggeplaatst, lag ik er weer en ik besefte het zelf bijna niet. Ik heb
mijn huisarts dan toch maar even gebeld en die verwees me dringend naar het
ziekenhuis. Ik ben dus zelf maar naar de Spoed Eisende Hulp van het ziekenhuis
gereden waar men mij al stond op te wachten. Ik werd onmiddellijk aan machines gekoppeld en er
werd me van alles ingespoten. Toen ik zelf eens naar mijn cardiogram keek en
luisterde naar de pieptoon, leek dit meer op een slecht spelende harmonie dan
op een mooi klinkend liedje. De dokters wisten niet wat er met me aan de hand
was en zo vlug als ik dit had gekregen, zo vlug was het ook weer weg.
De
jaren gingen, met ritmestoornissen, voorbij en in mijn leven viel alles terug
in de plooi . Ik begon een nieuwe job, ik vond een nieuwe vrouw, een nieuw huis
en het leven lachte ons weer toe. Ik was altijd vertegenwoordiger geweest en
het deed me goed om eens een job te doen zonder stress en denkwerk. Ik was als
nachtchauffeur begonnen bij de Belgische post .
In
maart 2014 werd ons leven weer volledig overhoop gegooid. Ik herinner me alleen
dat ik op de tafel ging zitten, net voor ik naar het werk zou vertrekken, om
een sms voor te lezen aan mijn vrouw. Ze bekeek
me heel raar en toen werd alles zwart. Ik werd 6 uur later wakker in een
ziekenhuis, heel rood en ik had overal pijn.
Blijkbaar
had ik in een soort van wartaal voorgelezen en sprak ik woorden die nog niet bestonden.
Vandaar dat mijn vrouw me zo had bekeken denk ik. Dan ben ik voor de eerste
keer neergevallen. Mijn vrouw dacht in de eerste instantie dat ik gewoon was
flauwgevallen en legde me met de voeten omhoog en probeerde me iets met suiker
te doen eten. Later merkte ze dat ik geen hartslag meer had en is begonnen mij te
reanimeren. Ik ben zo een paar keer volledig weggevallen. Ikzelf weet hier niks
van. Uiteindelijk heeft mijn vrouw me naar het ziekenhuis gebracht. Onderweg
naar daar ben ik ook weer weggevallen. Bij de Spoed aangekomen moesten wij ons in de
wachtzaal maar even neerzetten en wachten. Dit heeft echter niet lang geduurd,
want ik vertrok voor de zevende keer naar niemandsland! En dan gaat alles heel
vlug. En dan zijn onmiddellijk dokters verplegers en apparaten voorradig. Na
het nemen van aderlijk bloed, zagen ze dat mijn zuurstofgehalte in het bloed
veel te laag was wat verwees naar hartstilstanden.
Deze
keer moest ik in het ziekenhuis blijven en hoorde ik voor het eerst over het Brugada
syndroom. Men deed een ajmaline test en ze twijfelde; het was niet ‘ja’ maar ook niet ‘nee’. Na een paar
dagen mocht ik naar huis en kon ik terug beginnen werken. Op vraag van mijn
vrouw mocht ik toch de rest van de week thuis blijven en op maandag moest ik
terug naar het ziekenhuis om verdere testen te ondergaan .
Die
maandag in het ziekenhuis werd er een tilt-test (red: of kanteltafeltest) gedaan. Ik
werd op een tafel vastgemaakt en deze werd dan onder een bepaalde hoek
gekanteld. Ik kreeg een pilletje en ik moest alleen maar proberen bij
bewustzijn te blijven. Dat lukte niet dus. Al na enkele minuutjes was ik in
dromenland. Plots mocht ik niet meer werken, mijn rijbewijs werd afgenomen en
er werd me een looprecorder
ingeplant. Als ik iets voelde moest ik een apparaatje tegen mijn borstkas
plaatsen en op een knopje duwen. Deze looprecorder zou dan alles registreren
wat mijn hart deed (of juist niet) en dan wisten de dokters wat ik had.
Maanden
gingen voorbij en er gebeurde niks meer. Ik kreeg binnen Bpost een andere job,
zodat ik me toch nog nuttig kon maken.
In
september gingen we met vrienden op vakantie met het vliegtuig en daar gebeurde
het weer. Van de ene op de andere seconde stond daar plots een man voor me die
vroeg of het ging, want anders zouden ze een tussenlanding maken! Ik wist niet
waar die brave man het over had en maande hem aan gewoon verder te vliegen naar
de zonnige oorden. Later vertelde mijn vrouw dat ze weer hadden moeten
reanimeren en dat die persoon de co- piloot was die 10 minuten ervoor nog bij
me was geweest. Dankzij de loop recorder was nu alles geregistreerd. Ik heb
mijn vakantie gewoon verdergezet en voor mij was deze super. Voor mijn vrouw en
vrienden was deze blijkbaar iets minder plezant. Zij zaten met de schrik dat
dit nog eens zou kunnen gebeuren. Ik denk dat Brugada Syndroom erger is voor je
partner en vrienden, dan voor jezelf. Ik weet van niets en zij maken alles heel
realistisch mee .
Terug
in België, ben ik naar het ziekenhuis gegaan om mijn looprecorder te laten
uitlezen . Er werden 4 stilstanden geregistreerd van ongeveer 12 seconden. Ik
kreeg nu van de cardioloog de uitleg van mijn probleem. Ik had een overactieve
hartzenuw. Dus als mijn hart te snel klopte dan zorgde deze zenuw er voor dat
mijn hart trager sloeg, maar deze zenuw was te actief waardoor mijn hart volledig werd stilgelegd. Dan
zouden de andere zenuwen in paniek schieten en mijn hart terug opstarten. Nu,
als een cardioloog u deze uitleg geeft, dan neem je die ook aan hè? Ik kreeg ook de raad om geen cola en koffie te
drinken en ik moest stress en zware inspanningen vermijden. Bij het buitengaan
vroeg ik nog vlug of ik nog wel mocht joggen. En ja hoor, dit was prima!
Eenmaal buiten zei mijn vrouw dat dit toch niet kon kloppen. Als ik zou gaan
joggen dan kreeg ik toch ook een verhoogde hartslag? Zou ik dan om de 100 meter
neervallen? Ik werd voor een keuze gesteld; of ik zocht een arts voor een
tweede opinie of zij zou er eentje zoeken!
Een
paar dagen later werd ik ‘s morgens wakker met barstende hoofdpijn en badend in
het zweet. Nu moet ik jullie vertellen dat ik dit telkens bij een aanval had
gehad, dus ik vermoed dat ik er toen weer een aanval heb gehad. Ik ben dus eens
gaan googelen voor een tweede opinie en kwam zo bij professor Brugada terecht.
Ik weet dat je meestal 3 tot 4 maanden moet wachten voor je daar binnen raakt, dus
belde ik voor een afspraak en deed mijn verhaal aan de mevrouw aan de andere
kant van de lijn. Haar antwoord was “Ik denk dat mijn man u zo snel mogelijk
wil zien.”. Blijkbaar had ik mevrouw Brugada aan de lijn. Ik mocht diezelfde
week nog naar Aalst komen in de privékliniek.
In
het vorige ziekenhuis werden er meters afgedrukt van mijn cardiogram en hier
één A-4tje en ik mocht even wachten . De conclusie was zware ritme- en
geleidingstoornissen. Of ik nu Brugada syndroom had of niet, dat kon hij niet
zeggen op dat moment. Professor Brugada wilde me het liefst onmiddellijk laten
opnemen in het UZ van Brussel, maar het was weekend en ze zouden toch niets
doen . Ik moest wel maandagochtend binnen komen. Die zelfde dag werd er nog een
EFO gedaan en een ajmaline test . Ik bleek dus Brugada Syndroom te hebben en ik
moest zo snel mogelijk een ICD hebben. Dit gebeurde ook allemaal in diezelfde
week .
Sindsdien
gaat alles hier een beetje rustiger. Ik werk nog deeltijds en probeer me zo
gezond en rustig mogelijk te houden. Het moeilijkst had ik het met het
psychologisch aspect. Weten dat je elke seconde kan sterven; dat werkt toch op
je systeem hoor. Ik hoor jullie al zeggen: “Ja, maar dat is toch voor iedereen
zo?”. Inderdaad, maar als je weet dat het voor een Brugada -patiënt veel realistischer
is dan denk je toch twee keer na .
Voilá,
dit is zo een beetje mijn verhaal. Ik hoop dat het jullie wat sterkt en vergeet
niet dat je, ook al heb je Brugada Syndroom, bijna alles terug kan doen. Ikzelf
heb me meer op het joggen gericht, wel onder begeleiding, maar het lukt al
aardig.
Groetjes,
Rik
Cuypers
Nog een keer dankjewel Rik voor jouw
openhartigheid!
Zou jij ook hier je verhaal over jouw leven
met Brugada Syndroom willen vertellen? (Ook als naaste, familielid, arts, psycholoog of anderszins!) Dat zou ik, en ik weet zeker ook al mijn lezers, supertof vinden!
Laat een bericht met jouw e-mailadres achter via deze blog (reacties worden
vooraf door mij gelezen alvorens ik deze plaats) en ik zal contact met je
opnemen.
zondag 24 april 2016
Volle week
Het was een drukke volle week. Een volle week met hier en daar wat choas. Met mijn vingers gekruist heb ik doorgezet. Hopend op kalmte en genoeg energie om door te blijven gaan en om deze drukke week het hoofd te kunnen bieden.
Maandagavond heb ik gecollecteerd voor de Hartstichting. Twee straten door onze wijk. Een avondje voor het goede doel welke ik een warm hart toedraag.
Vorig jaar moest ik de straten opsplitsen in twee avonden. Halverwege de eerste straat schoot er steeds een hartritmestoornis (AVNRT) in. Twee weken later ben ik hiervoor toen geableerd.
Dit jaar verliep het collecteren vlekkeloos. Moe maar voldaan plofte ik maandagavond op de bank.
Dinsdag tot en met donderdag waren de landelijke CITO-toetsen voor alle kinderen uit groep 8 van de basisscholen in Nederland. Een driedaagse waarbij tussendoor de druk van de ketel moest worden genomen. Goed eten, veel spelen en ook onze oudste motiveren om toch nog even te gaan trainen op de woensdagavond hoorden daar ook bij. Voor mij is dat ritme en die regelmaat in de week ook goed. De victorie was groot toen hij donderdagmiddag thuiskwam; klaar met de CITO en iets lekkers op tafel om het heugelijke feit te vieren!
De macarons hadden we de dag tevoren stiekem gekocht bij het fijne snoepwinkeltje in de stad. In de stad hangt de versiering al klaar om de koning en zijn familie volgende week welkom te heten.
Mij niet gezien in die drukte! Mijn plan is om op Koningsdag de binnenstad vooral tijdens het defilé of wandeling (geen idee hoe het dit jaar eigenlijk heet), te mijden en met een oranjekoek of iets dergelijks vanaf de bank toe te kijken hoe de koninklijke familie door de Zwolse straten schrijdt. Zodra de ergste drukte is geweken ga ik een plan trekken. Het lange staan, slenteren en de drukke mensenmassa kosten mij bakken energie. Energie die ik liever anders ga besteden.
Na een drukke week werden beide kinderen ziek. Ontzettend balen aangezien we voor een bliksembezoek naar Gent moesten en daarbij de kinderen wilden laten logeren. Dat logeren moesten we afblazen. Uiteindelijk zijn we gewoon met z'n vieren gegaan. Een dvd-speler in de auto bracht de nodige rust en om niet direct te hoeven terugrijden, hadden we een hotelkamer tegenover het ziekenhuis gereserveerd. Bekend terrein voor iedereen inmiddels.
Terwijl mijn man met één van de kinderen in het hotel bleef, liep ik met de ander naar het UZ. Het UZ kennen ze inmiddels op hun duimpje. Aldaar hebben we gewacht op de cardioloog, die ons via onbekende gangen meenam. Zo zie je nog eens wat natuurlijk.
De reden voor het bliksembezoek was het ophalen van een Holter die ik 7 dagen ga dragen. In Nederland wordt dit vrijwel nooit gedaan. Mogelijk omdat het te arbeidsintensief is en daardoor wellicht te duur. Sinds een aantal maanden voel ik weer ritmestoornissen, maar deze stoornissen worden niet door mijn ICD geregistreerd. Dat is op zich gunstig, want dat betekent dat de stoornissen niet gevaarlijk zijn. Wel is het lastig, omdat de stoornissen klachten kunnen veroorzaken die misschien in het licht van zo'n stoornis beter te plaatsen zijn. De Holter registreert continu mijn hartslag en onthoudt alles. Daar waar mijn ICD 'begrenst' is tot het opslaan van stoornissen waarbij de snelheid niet hoger komt dan 140 slagen per minuut en korter dan 15 slagen duurt, daar slaat de Holter nu dus alles op. Hopelijk levert het interessante data op.
Het fijne van deze Holter is dat deze Holter geen draden heeft. In feite is het één grote sticker met 4 elektroden die tegen de huid wordt geduwd. In het kastje, dat nog het meest lijkt op een soort stopcontact, worden alle gegevens opgeslagen. Af en toe licht een groen lichtje op ten teken dat de batterij goed is en de aansluiting nog correct. Zodra het rode lampje gaat schijnen, dan zal het apparaat niet goed meer aangesloten zijn of dan zal de batterij bijna plat zijn. Erg simpel.
Toen de Holter geplakt was, mochten we nog even kijken in de catheterisatiezaal waar ik het EFO, de ICD en de ablaties heb gekregen. Een beladen ruimte.
Nu ik bovenstaande foto weer terugzie, groeit mijn respect voor de mensen die er werken. De kennis en de kunde die zij daar in zo'n ruimte inzetten, is zo veel waardevoller dan al het apparatuur dat er staat. (En wat je op de foto ziet, is maar een fractie van het geheel.) Een kille klinische setting, waarbij ik toch goede herinneringen heb. 'Goed' in de zin dat alles wat daar is gebeurd, mij vooruit heeft geholpen. En tegelijkertijd is dat de ruimte waar ik mij het kleinst, het fragielst en het meest angstig heb gevoeld. Bittersweet.
Maandagavond heb ik gecollecteerd voor de Hartstichting. Twee straten door onze wijk. Een avondje voor het goede doel welke ik een warm hart toedraag.
Vorig jaar moest ik de straten opsplitsen in twee avonden. Halverwege de eerste straat schoot er steeds een hartritmestoornis (AVNRT) in. Twee weken later ben ik hiervoor toen geableerd.
Dit jaar verliep het collecteren vlekkeloos. Moe maar voldaan plofte ik maandagavond op de bank.
Dinsdag tot en met donderdag waren de landelijke CITO-toetsen voor alle kinderen uit groep 8 van de basisscholen in Nederland. Een driedaagse waarbij tussendoor de druk van de ketel moest worden genomen. Goed eten, veel spelen en ook onze oudste motiveren om toch nog even te gaan trainen op de woensdagavond hoorden daar ook bij. Voor mij is dat ritme en die regelmaat in de week ook goed. De victorie was groot toen hij donderdagmiddag thuiskwam; klaar met de CITO en iets lekkers op tafel om het heugelijke feit te vieren!
De macarons hadden we de dag tevoren stiekem gekocht bij het fijne snoepwinkeltje in de stad. In de stad hangt de versiering al klaar om de koning en zijn familie volgende week welkom te heten.
Mij niet gezien in die drukte! Mijn plan is om op Koningsdag de binnenstad vooral tijdens het defilé of wandeling (geen idee hoe het dit jaar eigenlijk heet), te mijden en met een oranjekoek of iets dergelijks vanaf de bank toe te kijken hoe de koninklijke familie door de Zwolse straten schrijdt. Zodra de ergste drukte is geweken ga ik een plan trekken. Het lange staan, slenteren en de drukke mensenmassa kosten mij bakken energie. Energie die ik liever anders ga besteden.
Na een drukke week werden beide kinderen ziek. Ontzettend balen aangezien we voor een bliksembezoek naar Gent moesten en daarbij de kinderen wilden laten logeren. Dat logeren moesten we afblazen. Uiteindelijk zijn we gewoon met z'n vieren gegaan. Een dvd-speler in de auto bracht de nodige rust en om niet direct te hoeven terugrijden, hadden we een hotelkamer tegenover het ziekenhuis gereserveerd. Bekend terrein voor iedereen inmiddels.
Terwijl mijn man met één van de kinderen in het hotel bleef, liep ik met de ander naar het UZ. Het UZ kennen ze inmiddels op hun duimpje. Aldaar hebben we gewacht op de cardioloog, die ons via onbekende gangen meenam. Zo zie je nog eens wat natuurlijk.
De reden voor het bliksembezoek was het ophalen van een Holter die ik 7 dagen ga dragen. In Nederland wordt dit vrijwel nooit gedaan. Mogelijk omdat het te arbeidsintensief is en daardoor wellicht te duur. Sinds een aantal maanden voel ik weer ritmestoornissen, maar deze stoornissen worden niet door mijn ICD geregistreerd. Dat is op zich gunstig, want dat betekent dat de stoornissen niet gevaarlijk zijn. Wel is het lastig, omdat de stoornissen klachten kunnen veroorzaken die misschien in het licht van zo'n stoornis beter te plaatsen zijn. De Holter registreert continu mijn hartslag en onthoudt alles. Daar waar mijn ICD 'begrenst' is tot het opslaan van stoornissen waarbij de snelheid niet hoger komt dan 140 slagen per minuut en korter dan 15 slagen duurt, daar slaat de Holter nu dus alles op. Hopelijk levert het interessante data op.
![]() |
Holter voor 7 dagen |
Toen de Holter geplakt was, mochten we nog even kijken in de catheterisatiezaal waar ik het EFO, de ICD en de ablaties heb gekregen. Een beladen ruimte.
Nu ik bovenstaande foto weer terugzie, groeit mijn respect voor de mensen die er werken. De kennis en de kunde die zij daar in zo'n ruimte inzetten, is zo veel waardevoller dan al het apparatuur dat er staat. (En wat je op de foto ziet, is maar een fractie van het geheel.) Een kille klinische setting, waarbij ik toch goede herinneringen heb. 'Goed' in de zin dat alles wat daar is gebeurd, mij vooruit heeft geholpen. En tegelijkertijd is dat de ruimte waar ik mij het kleinst, het fragielst en het meest angstig heb gevoeld. Bittersweet.
maandag 4 januari 2016
December hectiek
Het is alweer bijna een maand geleden dat ik mijn laatste blogpost heb geschreven. Dit is vooral te wijten aan de decemberhectiek. De drukte binnen mijn gezin als gevolg van een feestmaand. Een fijne drukte, maar in deze hectiek kan ik meestal net mijn kin boven water houden.
In december maken we plannen. Veel plannen. Veel wensen voor wat we willen gaan doen met de vrije tijd die de kerstperiode ons schenkt. De ervaring leert dat het beter is om per dag te kijken wat schikt. Sinds 2013 vieren we de feestmaand anders en dit jaar was het voor het eerst zonder een (merkbare) hartritmestoornis. Dat, op zichzelf, is een feestje waard!
Het enige waar het met name nog aan schort is mijn conditie. Mijn uithoudingsvermogen laat te wensen over. Mijn hart blijft onrustig met erg veel overslagen, maar daar is bijna aan te wennen. (Bijna, want het blijft irritant en ik blijf die onrust voelen.) Af en toe schiet er een korte run in van een paar tellen. Tot nu toe zijn deze niet geregistreerd door mij ICD, dus ook dat kan ik 'negeren'.
Nu de normale dagen weer zijn ingezet kijk ik terug op een fijne decembermaand. Een drukke maand, maar zeker ook een maand waarin ik samen met mijn gezin en familie heb genoten van de mooie momenten. Helaas heb ik ook veel dingen gemist. Ik had veel meer met vrienden willen afspreken. Ik had nog naar mijn oma willen gaan. Ik had nog...
Een van mijn voornemens is om beter om te gaan met deze teleurstellingen. Tot nu toe reageerde ik boos en verschrikkelijk gefrustreerd. Het rottige machteloze gevoel werd daarmee alleen maar groter. Accepteren vind ik heel moeilijk. Ik weet niet of ik ooit zal accepteren dat ik niet de dingen kan doen op een manier die voor anderen heel vanzelfsprekend is. Wat ik wel kan proberen is wat milder zijn voor mezelf en dat als iets niet lukt, zo goed mogelijk met de teleurstelling te dealen.
Hoe dan ook; er is weer een jaar voorbij. Er zijn weer lessen geleerd. Ik heb weer goede moed verzameld en ik ga weer verder. Over een aantal weken zal er weer een volledige check-up plaatsvinden bij de cardioloog. Tot die tijd ga ik maar gewoon weer verder en probeer er weer een mooi jaar van te maken. Eentje voor in de boeken misschien. ;)
In december maken we plannen. Veel plannen. Veel wensen voor wat we willen gaan doen met de vrije tijd die de kerstperiode ons schenkt. De ervaring leert dat het beter is om per dag te kijken wat schikt. Sinds 2013 vieren we de feestmaand anders en dit jaar was het voor het eerst zonder een (merkbare) hartritmestoornis. Dat, op zichzelf, is een feestje waard!
Het enige waar het met name nog aan schort is mijn conditie. Mijn uithoudingsvermogen laat te wensen over. Mijn hart blijft onrustig met erg veel overslagen, maar daar is bijna aan te wennen. (Bijna, want het blijft irritant en ik blijf die onrust voelen.) Af en toe schiet er een korte run in van een paar tellen. Tot nu toe zijn deze niet geregistreerd door mij ICD, dus ook dat kan ik 'negeren'.
Nu de normale dagen weer zijn ingezet kijk ik terug op een fijne decembermaand. Een drukke maand, maar zeker ook een maand waarin ik samen met mijn gezin en familie heb genoten van de mooie momenten. Helaas heb ik ook veel dingen gemist. Ik had veel meer met vrienden willen afspreken. Ik had nog naar mijn oma willen gaan. Ik had nog...
Een van mijn voornemens is om beter om te gaan met deze teleurstellingen. Tot nu toe reageerde ik boos en verschrikkelijk gefrustreerd. Het rottige machteloze gevoel werd daarmee alleen maar groter. Accepteren vind ik heel moeilijk. Ik weet niet of ik ooit zal accepteren dat ik niet de dingen kan doen op een manier die voor anderen heel vanzelfsprekend is. Wat ik wel kan proberen is wat milder zijn voor mezelf en dat als iets niet lukt, zo goed mogelijk met de teleurstelling te dealen.
Hoe dan ook; er is weer een jaar voorbij. Er zijn weer lessen geleerd. Ik heb weer goede moed verzameld en ik ga weer verder. Over een aantal weken zal er weer een volledige check-up plaatsvinden bij de cardioloog. Tot die tijd ga ik maar gewoon weer verder en probeer er weer een mooi jaar van te maken. Eentje voor in de boeken misschien. ;)
maandag 10 augustus 2015
De verandering
Als je 'ineens' chronisch ziek bent, dan weet je dat je gaat veranderen. Je voelt het. Je merkt het aan jezelf, maar vooral ook aan anderen. De buitenwereld houdt in dat proces telkens een spiegel voor. Soms wil je daarvan wegkijken, hoewel je er soms niet aan ontkomt.
Ik ben nogal pragmatisch van aard als het gaat om dealen met mijn eigen sores. First things first. Daar waar ik in mijn werk de lange adem kon hanteren, is dat in mijn eigen persoonlijke leven niet aan de orde. Ik neem de situatie zoals deze is, word boos en vervolgens jank ik de ogen uit mijn kop, snuit mijn neus, haal mijn schouders op en ga dan weer met goede moed verder. (En deze ontwikkeling kan soms zelfs in een uurtje plaatsvinden...)
Toen ik 2 jaren geleden na de diagnose en na de plaatsing van de ICD thuiskwam, was het eerste wat ik mij realiseerde: "Shit! Ik mag 3 maanden niet autorijden!" en werd ontzettend boos. Ik foeterde op mijn ICD ("Wie zegt nou dat ik dat ding echt nodig heb! Misschien hebben die Belgen gewoon een financieel slaatje geslagen uit een Nederlandse!" ;-)) en zat weemoedig 3 maanden naar mijn auto te kijken die voor de deur stond. Na die 3 maanden reed ik weer kleine stukjes en voelde me 'queen of the road'.
Bovenstaande 'futiliteit' staat in schril contrast met wat de laatste maanden steeds meer bij mij aan het doordringen is. Ik ben niet meer diezelfde die ik 2013 was. Dat kan ook niet, dat zal niemand zijn feitelijk gezien. Maar ik denk dat ik veel meer verandert ben dan ik mij realiseer.
Ik was ambiteus en werkte graag. Ik wilde groeien en de beste zijn. Ik wilde veel geld verdienen en ruim leven met alle gemakken binnen handbereik. Gewoon, omdat dit mij leuk leek en dus maakte ik daarvan mijn doel. Ik werkte (binnens- en buitenshuis) hard en veel. Leefde snel alsof er te weinig tijd was. Ik rende. Ik vloog. Totdat dit fysiek niet meer ging.
Ik wilde vliegen. Ik wilde rennen. Het lukte niet meer. Iemand moest helpen. Wat was er mis? Ik wilde zo snel mogelijk weer 'back on track' zijn.
Zijn we immers niet allemaal zo opgevoed? Zit de maatschappij ook niet zo in elkaar? Van ons wordt verwacht dat we het hoogsthaalbare najagen en dat, als we dat doen, we succesvol zijn. Het begint op school, waar goede prestaties worden beloond met hoge cijfers. Op het werk krijg je promotie wanneer je net dat 'stapje' meer zet dan een collega.
Wijlen René Gude sprak er in De Wereld Draait Door over. Het is bijna een jaar geleden (even in mijn eigen woorden, maar kijk gerust het fragment die in de link staat): We varen allemaal in een bootje op het water en proberen daar de overkant te bereiken. Sommigen zijn nog niet bij de overkant, maar moeten desodanks toch plotseling terugkeren. Zijn beeldspraak raakte mij. Vooral omdat het de kern van 'leven' raakt, die je (pas) voelt als de dood in je nek hijgt.
Mijn bootje dobbert een beetje stuurloos op het water op dit moment. Mijn koers wordt nu bepaald door mijn gezondheid en niet door mijn verstand. Als de storm opsteekt is dat best spannend, want zonder controle en zicht op eindbestemming zul je je over moeten geven aan de golven.
De afgelopen maanden liep de WAO procedure bij het UWV. Gedurende dat traject voelde het alsof ik steeds gewezen werd op mijn verantwoordelijkheid om mij op een bestemming (een succesvolle baan in dit geval) te focussen. Uiteraard wil ik verantwoordelijkheid nemen om aan de overkant te komen, maar hoé moet dat wanneer 'het bootje' (mijn lichaam) niet doet wat jij wilt?
En precies dát is waar ik nu 2 jaar mee worstel en wat steeds meer boven komt drijven (de beeldspraak blijft 'waterig' ;-)) Deze onvoorspelbaarheid leidt. In plaats van verstandelijk de regie nemen en mijn toekomstplan uitstippelen zoals ik vroeger altijd deed, probeer ik los te laten en te zien wat komt. Ik doe wat ik kan doen, maar moet daar vaker dan ik wil, nog minder van doen dan ik zou willen.
Mijn leven is 180 graden gedraaid. Een paar weken geleden pochtte mijn vader ineens tegen iemand: 'Mijn dochter heeft zo ontzettend veel geduld; ze blijft kalm en blijft proberen.' Hij refereerde aan een praktische handeling. Iets waar ik een aantal jaren geleden keihard om zou hebben gelachen (want als het toch niet lukt dan is het een onbenullig iets) en meteen na de eerste poging de handdoek in de ring hebben gegooid.
Dus ja, ik ben veranderd. Het bovenstaande is simpelweg een voorbeeld. De accenten zijn verlegd. De waarde die ik geef aan dingen is veranderd.
Gisteren las ik een blog op Heart Sisters over 'het verlies van het 'zelf' in chronisch zieken'. Misschien is het mijn trots, want het woord 'verlies' vind ik persoonlijk niet passend. Ik ben nog steeds dezelfde, maar ik leef mijn leven anders. En ja, ik heb ook het idee dat mijn leven is verrijkt ondanks dat ik liever misschien de reden van deze verrijking niet had gehad.
Of ik gelukkig ben? Jazeker, misschien wel gelukkiger dan een aantal jaren geleden. :-)
Ik ben nogal pragmatisch van aard als het gaat om dealen met mijn eigen sores. First things first. Daar waar ik in mijn werk de lange adem kon hanteren, is dat in mijn eigen persoonlijke leven niet aan de orde. Ik neem de situatie zoals deze is, word boos en vervolgens jank ik de ogen uit mijn kop, snuit mijn neus, haal mijn schouders op en ga dan weer met goede moed verder. (En deze ontwikkeling kan soms zelfs in een uurtje plaatsvinden...)
Toen ik 2 jaren geleden na de diagnose en na de plaatsing van de ICD thuiskwam, was het eerste wat ik mij realiseerde: "Shit! Ik mag 3 maanden niet autorijden!" en werd ontzettend boos. Ik foeterde op mijn ICD ("Wie zegt nou dat ik dat ding echt nodig heb! Misschien hebben die Belgen gewoon een financieel slaatje geslagen uit een Nederlandse!" ;-)) en zat weemoedig 3 maanden naar mijn auto te kijken die voor de deur stond. Na die 3 maanden reed ik weer kleine stukjes en voelde me 'queen of the road'.
Bovenstaande 'futiliteit' staat in schril contrast met wat de laatste maanden steeds meer bij mij aan het doordringen is. Ik ben niet meer diezelfde die ik 2013 was. Dat kan ook niet, dat zal niemand zijn feitelijk gezien. Maar ik denk dat ik veel meer verandert ben dan ik mij realiseer.
Ik was ambiteus en werkte graag. Ik wilde groeien en de beste zijn. Ik wilde veel geld verdienen en ruim leven met alle gemakken binnen handbereik. Gewoon, omdat dit mij leuk leek en dus maakte ik daarvan mijn doel. Ik werkte (binnens- en buitenshuis) hard en veel. Leefde snel alsof er te weinig tijd was. Ik rende. Ik vloog. Totdat dit fysiek niet meer ging.
Ik wilde vliegen. Ik wilde rennen. Het lukte niet meer. Iemand moest helpen. Wat was er mis? Ik wilde zo snel mogelijk weer 'back on track' zijn.
Zijn we immers niet allemaal zo opgevoed? Zit de maatschappij ook niet zo in elkaar? Van ons wordt verwacht dat we het hoogsthaalbare najagen en dat, als we dat doen, we succesvol zijn. Het begint op school, waar goede prestaties worden beloond met hoge cijfers. Op het werk krijg je promotie wanneer je net dat 'stapje' meer zet dan een collega.
Wijlen René Gude sprak er in De Wereld Draait Door over. Het is bijna een jaar geleden (even in mijn eigen woorden, maar kijk gerust het fragment die in de link staat): We varen allemaal in een bootje op het water en proberen daar de overkant te bereiken. Sommigen zijn nog niet bij de overkant, maar moeten desodanks toch plotseling terugkeren. Zijn beeldspraak raakte mij. Vooral omdat het de kern van 'leven' raakt, die je (pas) voelt als de dood in je nek hijgt.
Mijn bootje dobbert een beetje stuurloos op het water op dit moment. Mijn koers wordt nu bepaald door mijn gezondheid en niet door mijn verstand. Als de storm opsteekt is dat best spannend, want zonder controle en zicht op eindbestemming zul je je over moeten geven aan de golven.
De afgelopen maanden liep de WAO procedure bij het UWV. Gedurende dat traject voelde het alsof ik steeds gewezen werd op mijn verantwoordelijkheid om mij op een bestemming (een succesvolle baan in dit geval) te focussen. Uiteraard wil ik verantwoordelijkheid nemen om aan de overkant te komen, maar hoé moet dat wanneer 'het bootje' (mijn lichaam) niet doet wat jij wilt?
En precies dát is waar ik nu 2 jaar mee worstel en wat steeds meer boven komt drijven (de beeldspraak blijft 'waterig' ;-)) Deze onvoorspelbaarheid leidt. In plaats van verstandelijk de regie nemen en mijn toekomstplan uitstippelen zoals ik vroeger altijd deed, probeer ik los te laten en te zien wat komt. Ik doe wat ik kan doen, maar moet daar vaker dan ik wil, nog minder van doen dan ik zou willen.
Mijn leven is 180 graden gedraaid. Een paar weken geleden pochtte mijn vader ineens tegen iemand: 'Mijn dochter heeft zo ontzettend veel geduld; ze blijft kalm en blijft proberen.' Hij refereerde aan een praktische handeling. Iets waar ik een aantal jaren geleden keihard om zou hebben gelachen (want als het toch niet lukt dan is het een onbenullig iets) en meteen na de eerste poging de handdoek in de ring hebben gegooid.
Dus ja, ik ben veranderd. Het bovenstaande is simpelweg een voorbeeld. De accenten zijn verlegd. De waarde die ik geef aan dingen is veranderd.
Gisteren las ik een blog op Heart Sisters over 'het verlies van het 'zelf' in chronisch zieken'. Misschien is het mijn trots, want het woord 'verlies' vind ik persoonlijk niet passend. Ik ben nog steeds dezelfde, maar ik leef mijn leven anders. En ja, ik heb ook het idee dat mijn leven is verrijkt ondanks dat ik liever misschien de reden van deze verrijking niet had gehad.
Of ik gelukkig ben? Jazeker, misschien wel gelukkiger dan een aantal jaren geleden. :-)
Labels:
Brugada syndroom,
ervaring,
hart,
herinneringen,
herkenning,
herstel,
lotgenoten,
vrijheid,
werk,
ziek
zondag 28 september 2014
Het zit er weer op!
De tweede ablatie is achter de rug! En ik ben zelfs alweer thuis. :)
Op maandagochtend zette ik mijn laatste prik en was de mayonaisepot (Hoe ironisch om daar de bloedverdunnende injecties in te stoppen?! ;)) die als naaldcontainer diende, gevuld met 10 spuiten. Maandagmiddag reden mijn man en ik naar het UZ. Heel relaxed. Heel ontspannen.
Bij aankomst bleek dat de kamer op de hospitalisatieafdeling nog niet helemaal in orde was. Geen probleem. Ik hoef niet zo nodig aan bed gekluisterd te worden als het niet per sé noodzakelijk is. Na het parkeren van bagage zijn we nog even in het restaurant gaan zitten met een fijne kop koffie en iets lekkers. Na een kleine ronde in het ziekenhuiswinkeltje voor wat tijdschriften, zijn we weer naar het 8ste vertrokken. Het was best gezellig zo.
Al vlot na het inchecken op de afdeling werd het minder gezellig, maar daar had ik mij goed op voorbereid. Mijn fijne joggingbroek en zachte t-shirts kwamen nu van pas; de telemetrie moest aangezet worden. Al babbelend met een van oorsprong uit Finland afkomstige Belgische verpleger (waarbij wij het Finse accent in het Vlaams niet konden horen, maar de Gentse buurvrouw wel) werden de 'klevers' geplakt. Het voelt steeds meer als een kostuum; in ene word je patiënt. Terwijl een moment daarvoor ik nog op mijn hakjes en in een jurkje de afdeling overliep en ik met verbaasde ogen werd geobserveerd: Wat moet die jonge meid op deze afdeling?
Na de maaltijd kwam mijn cardioloog nog even langs. Man man, wat heb ik het met hem getroffen. Gekscherend grap ik met vriendinnen vaak dat ik wel een fanclub zou willen oprichten voor deze onwijs aardige en betrokken arts. De cardioloog leek zin in de ablatie te hebben. Hij had zich voorbereid en stelde mij zeer gerust met alle antwoorden op mijn talloze vragen. Vanaf dat moment had ik heel sterk het gevoel 'dit gaat helemaal goedkomen!'.
Recalcitrant als ik ben heb ik, 's avonds bij het uitzwaaien van mijn echtgenoot, nog even een sprintje over de gang getrokken. Achteraf hoorde ik van de verpleegkundige dat zij met een collega naar de computer was gerend om te kijken wat er met mijn hartslag gebeurde. Het schijnt dat er een ritmestoornis in was geslopen, maar ik heb hier niets van vernomen. Later op mijn kamer hebben de verpleegkundige en ik hier nog smakelijk om gelachen. En ook hebben we verder gepraat over het hebben van het Brugada syndroom. De consequenties op het persoonlijk vlak zijn voor professionals toch veelal onbekend. Het klinisch beeld is een zeldzame dus over de gevolgen van het syndroom in het dagelijks leven wordt vrijwel niet gesproken.
Het was jammer dat mijn buurvrouw ontzettend hard snurkte die nacht. Ik heb er niet te lang van wakker gelegen, maar slapen had mij wel wat meer af kunnen leiden van mijn lege maag...
In de wetenschap dat ik, toen ik heel vroeg wakker werd, later die ochtend gewoon nog verder kon slapen tijdens de narcose, stond ik om half 7 mijn tanden te poetsen. Het werd nog even een gedoe met het prikken van het infuus, maar ook uiteindelijk na een aantal keren mis prikken, prikte de verpleegkundige van de prikdienst raak.
Toch aardig ontspannen werd ik rond half 9 naar de catheterisatiezaal gereden. Vrijwel meteen kwamen twee medewerkers van de anesthesie mij ophalen om mij te installeren op die nare smalle harde plank. De cardioloog liep voorbij en wuifde een goedemorgen. De knappe verpleegkundige was er weer en plakte mij, zoals hij ook de vorige keren deed, weer vol met plakkers. Het ging dit keer heel vlug. Ik werd al heel gauw onder narcose gebracht. Nog net kon ik vragen of ze er wel voor wilden zorgen dat ik weer wakker werd. Het vragen begint er nu een beetje bij te horen. ;)
Na een fijne droom werd ik ineens wakker van fel licht en bewegende blauwe vlekken. Ik had daar niet echt veel zin in en om heel eerlijk te zijn, was mijn humeur daarmee bezegeld. Ik was ontzettend chagrijnig. Ik mopperde op alles en iedereen. Het bed plakte, mijn borst deed pijn, mijn infusen zaten te strak; you name it, ik had er commentaar op. Pas nadat ik weer werd bevangen door de verdoving werd het iets minder.
Ik hikte enorm tegen het uithalen van de catheters uit mijn lies aan. In tegenstelling tot de vorige ablatie, wist ik nu dat er catheters in mijn lies zaten na de procedure. Iedere keer kwam de verpleegkundige checken of mijn bloed 'dik' genoeg was en iedere keer melde hij dat en steeds moest ik een 'jahaaaa' onderdrukken. Het moment van het uithalen van die *(^&@(-catheters was niet leuk. De verpleger reageerde heel goed en gaf mij de wind van voren (terecht...). Bij het uithalen mopperde ik, maar ik kon die gil van vorig jaar nog wel onderdrukken. De lijmklem viel aardig mee dit keer. En na 10 minuten lijmklem kon ik ook mijn excuses aanbieden aan de verpleegkundige, want ik wist heus wel dat ik niet zo vriendelijk deed tegen hem. Volgens de verpleger viel ik wel mee en uiteindelijk gunde ik hem een glimlach. Ik geloof dat hij toen wel begreep dat ik vooral ontzettend baalde van hoe ik mij voelde na de ablatie.
Alles, maar dan ook echt alles, deed pijn toen ik uiteindelijk aardig uit de narcose was ontwaakt. Het slikken viel nog mee ten opzicht van de pijn in mijn thorax. Tijdens de avondmaaltijd kon ik met moeite een hapje brood doorslikken en daarom at ik het bekertje vla. Het bekertje vla was leeg, maar de inhoud leek in mijn slokdarm vast te zitten. Het was alsof ik een bal in mijn slokdarm had en dat deed pijn. De verpleegkundige haalde er een arts bij die de verpleegkundige meteen beval mijn dienblad met eten weg te nemen. Ik mocht onder geen beding meer iets eten die avond. Er was een vermoeden dat mijn slokdarm beschadigd was en deze moest eerst herstellen eer ik weer wat wilde gaan eten. Ik was blij dat ik het hele bekertje vla leeg had gegeten; nu had ik toch íets in mijn maag.
Later die avond kwam mijn cardioloog langs om verslag te doen. Mijn cardioloog en ikzelf zijn zeer tevreden. De ablatie was weer een flinke procedure van meer dan 5 uren. Er heeft een volledige checkup van de vorige ablatie plaatsgevonden en er zijn nog een aantal plekken meegenomen. Mijn hart schijnt zo gevoelig te zijn dat ieder keer wanneer de cardioloog met de ablatiecatheter in de buurt van de wand van mijn hart kwam, het hart in een ritmestoornis schoot. Telkens moest mijn hart dus geshockt worden. Vreemd idee. Hoewel het klopt met mijn eigen bevindingen; ik voel ontzettend goed wanneer mijn hart niet lekker slaat. Een gevoelig hart dus.
De ablatie is goed gegaan. Het herstel is goed gestart. In tegenstelling tot vorig jaar, heb ik nu 'maar' 3 dagen in het ziekenhuis gelegen. Een mooie score. Gezien de pericarditis van vorig jaar zijn er extra controles geweest en alle controles waren goed. Er hebben zich geen ritmestoornissen meer voor gedaan. Vorig jaar had ik de eerste al een paar uren na de ablatie.
Dit keer gaat het goed. Nog steeds. Inmiddels ben ik weer een paar dagen thuis en het gaat naar omstandigheden prima. Uiteraard ben ik nog niet daar waar ik was voor de ablatie, maar mijn lijf voelt stevig en het hart blijft in toom. Ik heb mezelf voorgenomen om heel rustig aan te herstellen en mijn hoofd tot kalmte te manen.
Het is een onwerkelijk idee dat ik misschien vanaf nu wel voor lange tijd verlost zal zijn van ritmestoornissen. Misschien zal ik het wel gaan missen.... Don't think so! ;)
![]() |
Mayonaisepot als naaldendepot |
Op maandagochtend zette ik mijn laatste prik en was de mayonaisepot (Hoe ironisch om daar de bloedverdunnende injecties in te stoppen?! ;)) die als naaldcontainer diende, gevuld met 10 spuiten. Maandagmiddag reden mijn man en ik naar het UZ. Heel relaxed. Heel ontspannen.
![]() |
Het patiëntenkostuum - telemetrie |
Al vlot na het inchecken op de afdeling werd het minder gezellig, maar daar had ik mij goed op voorbereid. Mijn fijne joggingbroek en zachte t-shirts kwamen nu van pas; de telemetrie moest aangezet worden. Al babbelend met een van oorsprong uit Finland afkomstige Belgische verpleger (waarbij wij het Finse accent in het Vlaams niet konden horen, maar de Gentse buurvrouw wel) werden de 'klevers' geplakt. Het voelt steeds meer als een kostuum; in ene word je patiënt. Terwijl een moment daarvoor ik nog op mijn hakjes en in een jurkje de afdeling overliep en ik met verbaasde ogen werd geobserveerd: Wat moet die jonge meid op deze afdeling?
Na de maaltijd kwam mijn cardioloog nog even langs. Man man, wat heb ik het met hem getroffen. Gekscherend grap ik met vriendinnen vaak dat ik wel een fanclub zou willen oprichten voor deze onwijs aardige en betrokken arts. De cardioloog leek zin in de ablatie te hebben. Hij had zich voorbereid en stelde mij zeer gerust met alle antwoorden op mijn talloze vragen. Vanaf dat moment had ik heel sterk het gevoel 'dit gaat helemaal goedkomen!'.
![]() |
Hospitalisatieafdeling UZ |
![]() |
Sprintgang :) |
Het was jammer dat mijn buurvrouw ontzettend hard snurkte die nacht. Ik heb er niet te lang van wakker gelegen, maar slapen had mij wel wat meer af kunnen leiden van mijn lege maag...
In de wetenschap dat ik, toen ik heel vroeg wakker werd, later die ochtend gewoon nog verder kon slapen tijdens de narcose, stond ik om half 7 mijn tanden te poetsen. Het werd nog even een gedoe met het prikken van het infuus, maar ook uiteindelijk na een aantal keren mis prikken, prikte de verpleegkundige van de prikdienst raak.
Toch aardig ontspannen werd ik rond half 9 naar de catheterisatiezaal gereden. Vrijwel meteen kwamen twee medewerkers van de anesthesie mij ophalen om mij te installeren op die nare smalle harde plank. De cardioloog liep voorbij en wuifde een goedemorgen. De knappe verpleegkundige was er weer en plakte mij, zoals hij ook de vorige keren deed, weer vol met plakkers. Het ging dit keer heel vlug. Ik werd al heel gauw onder narcose gebracht. Nog net kon ik vragen of ze er wel voor wilden zorgen dat ik weer wakker werd. Het vragen begint er nu een beetje bij te horen. ;)
Na een fijne droom werd ik ineens wakker van fel licht en bewegende blauwe vlekken. Ik had daar niet echt veel zin in en om heel eerlijk te zijn, was mijn humeur daarmee bezegeld. Ik was ontzettend chagrijnig. Ik mopperde op alles en iedereen. Het bed plakte, mijn borst deed pijn, mijn infusen zaten te strak; you name it, ik had er commentaar op. Pas nadat ik weer werd bevangen door de verdoving werd het iets minder.
Ik hikte enorm tegen het uithalen van de catheters uit mijn lies aan. In tegenstelling tot de vorige ablatie, wist ik nu dat er catheters in mijn lies zaten na de procedure. Iedere keer kwam de verpleegkundige checken of mijn bloed 'dik' genoeg was en iedere keer melde hij dat en steeds moest ik een 'jahaaaa' onderdrukken. Het moment van het uithalen van die *(^&@(-catheters was niet leuk. De verpleger reageerde heel goed en gaf mij de wind van voren (terecht...). Bij het uithalen mopperde ik, maar ik kon die gil van vorig jaar nog wel onderdrukken. De lijmklem viel aardig mee dit keer. En na 10 minuten lijmklem kon ik ook mijn excuses aanbieden aan de verpleegkundige, want ik wist heus wel dat ik niet zo vriendelijk deed tegen hem. Volgens de verpleger viel ik wel mee en uiteindelijk gunde ik hem een glimlach. Ik geloof dat hij toen wel begreep dat ik vooral ontzettend baalde van hoe ik mij voelde na de ablatie.
![]() |
Alles doet het nog en 4 infusen rijker |
![]() |
Hartbewaking |
De ablatie is goed gegaan. Het herstel is goed gestart. In tegenstelling tot vorig jaar, heb ik nu 'maar' 3 dagen in het ziekenhuis gelegen. Een mooie score. Gezien de pericarditis van vorig jaar zijn er extra controles geweest en alle controles waren goed. Er hebben zich geen ritmestoornissen meer voor gedaan. Vorig jaar had ik de eerste al een paar uren na de ablatie.
![]() |
Thoraxfoto: rechtsboven mijn ICD |
Het is een onwerkelijk idee dat ik misschien vanaf nu wel voor lange tijd verlost zal zijn van ritmestoornissen. Misschien zal ik het wel gaan missen.... Don't think so! ;)
![]() |
Zonsopgang op de dag van mijn ontslag uit het ziekenhuis vanaf de 12e verdieping UZ |
Labels:
ablatie,
atriumfibrilleren,
bloedverdunners,
boezemfibrilleren,
boezemflutter,
Brugada syndroom,
cardioversie,
catheter,
fraxodi,
hart,
hartbewaking,
herinneringen,
herkenning,
herstel,
narcose,
ritmestoornissen
Abonneren op:
Posts (Atom)